Zeeland 24.1
De totstandkoming in 1941 van de
cao in de landbouw
voor heel Zeeland geldende
Jan Zwemer
De jaren 1940 vormden een omslagpunt in de
sociale geschiedenis van Zuidwest-Nederland. De
sociale kwestie die sinds circa 1919 de samenle
ving beheerste - voor het eerst op het platteland
toen ook openlijk - werd niet alleen overvleugeld
door de oorlogsomstandigheden en de bezetting,
maar verloor ook haar angel. Collectieve arbeids
contracten werden verplichtend opgelegd aan alle
werkgevers in een sector. Voor de landbouw, in
Zeeland de grootste bedrijfstak, was dat één con
tract voor de hele provincie. In de jaren dertig had
de Zeeuwse landbouw nog een lappendeken aan
verschillende arbeidsvoorwaarden en beloningen te
zien gegeven. Deze werden in de tweede helft van
dat decennium wel verplichtend opgelegd aan alle
werkgevers in één gemeente of regio, maar de
beloningsverschillen waren aanzienlijk. Ze waren
een overblijfsel van de ongelijkheid die het land
bouwbedrijf vanouds kenmerkte. Nog in de jaren
twintig hadden de meeste Zeeuwse boeren-werk-
gevers volledig autonoom de beloningen en
arbeidsvoorwaarden bepaald, waarbij ze hooguit
informeel overlegden met hun collega's in de eigen
woonplaats of op de beurs. Pas vanaf ongeveer
1919 hadden de landarbeidersbonden overleg kun
nen afdwingen, maar alleen vanuit bepaalde plaat
selijke bolwerken. Lonen en arbeidsvoorwaarden
verschilden anno 1940 dan ook nog sterk per regio
en per gemeente.
In het vierde deel van Geschiedenis van Zeeland
gaf ik de desbetreffende omslag weer met het zin
netje: "Vanaf 1941 bepaalde de overheid dat cao's
in de landbouw voor heel Zeeland golden en niet
langer dorpsgewijs." Achter deze formulering -
een uitgebreidere uiteenzetting was in het bestek
van GvZ niet mogelijk - gaat een hele geschiede
nis schuil, waarbij juist in 1941 het kantelpunt
viel tussen vrij onderhandelen tussen werkgevers
en bonden en opleggen van overheidswege. De
'overheid' is hier dan ook geen eenduidig begrip.
De greep van de Duitse bezetter op de Neder
landse overheid werd in de eerste oorlogsjaren in
snel tempo sterker. Tegelijkertijd was er ook aan
Nederlandse zijde een tendens tot centralisatie en
verplichtend verklaren waarneembaar. Daar was
immers in de jaren dertig ook al naar gestreefd in
het belang van de arbeidersbevolking.
De geschiedschrijver van de Zeeuwsche Land-
bouw-Maatschappij (ZLM), P.J. Bouman,
beschrijft deze episode als volgt. "Resultaat van
geduldig onderhandelen was voorts de Collectieve
arbeidsovereenkomst voor het landbouwbedrijf in
de provincie Zeeland, den lsten April 1941
ondertekend, - een succes zoowel voor het Col
lege van Rijksbemiddelaars als voor de contrac-
teerende partijen: eenerzijds de patroonsvereeni-
gingen der Z.L.M., de afdeeling Zeeland van de
C.B.T.B., de Kath. Land- en Tuinbouwbond, de
Noordbrabantsche Chr. Boerenbond voor
Zeeuwsch-Vlaanderen, anderzijds de drie landar
beidersorganisaties."1 Het College van Rijksbe
middelaars was echter per 1 april 1941 nog niet
aan de cao te pas gekomen. En van "geduldig
onderhandelen" was in het voortraject misschien
sprake geweest, de cao zelf werd in recordtempo
opgesteld zonder noemenswaardig onderhandelen
over het hoofdthema, de arbeidslonen. Dat had
alles te maken met druk van Duitse zijde. Bonden
en werkgevers kwamen zo snel tot overeenstem
ming omdat zij de bezetters per se buiten de
onderhandelingen wilden houden.
Loonsverhoging noodzaak
Een fundamentele wijziging op het terrein van de
arbeidsverhoudingen was ingevoerd op 24 mei
1940, nog vóór de aanvang van het eigenlijke
bezettingsbestuur, tijdens het korte interim
waarin generaal Winkelman het regeringsgezag
uitoefende. Voortaan mocht het College van
Rijksbemiddelaars, dat eerst slechts in actie
kwam bij stakingsdreiging, bij elk arbeidsconflict
door een van de partijen te hulp worden geroe
pen. Kwam men niet tot een bevredigende rege
ling (zoals een cao), dan kon het College deze
bindend opleggen. Het besluit schiep de mogelijk
heid om tussentijds contracten te wijzigen en
betekende een sterke vergroting van de rol van de
overheid, i.c. het College van Rijksbemiddelaars,
Landbouw-cao 1 941
17