D& QdRISIHIJKD lANDARBfelDBR Orgaan fis NEDERL - CHRISTEL IJKEN - LANDARBEIDERS BOND ten opzichte van die van werkgevers en werkne mers. Het College had, als bestaand lichaam, uiteraard niets met de bezettende autoriteit van doen. De regelingen die het aanbood, werden echter veel vlotter aanvaard dan voor mei 1940. "De stok achter de deur, de bindende regeling, die kon worden voorgeschreven, mist zijn preven tieve werking niet."2 In de zomer en het najaar van 1940 gingen de meeste arbeidsconflicten in den lande om loons verlaging en ontslag. De economie was immers ontwricht door oorlog en bezetting. Om een neer waartse spiraal te voorkomen had het Duitse bezettingsbestuur op 11 juni 1940 een verorde ning uitgevaardigd die het ontslaan van perso neel verbood, tenzij toestemming werd verkregen van de directeur-generaal van de Arbeid (op het ministerie) of van diens ondergeschikten bij de Arbeidsinspectie. Nu was de landbouw een van de minst ontwrichte bedrijfstakken. Er leken vooral 'klassieke' kwesties te zullen gaan spelen, zoals winterwerkloosheid en de wens van de arbeiders om een hoger loon. Verder zagen verte genwoordigers van de landbouw hun kans schoon om in de bezettingssituatie een hernieuwd plei dooi te beginnen voor het toekennen van een groter deel van de koek van de welvaart aan de landbouw, dus aan boer en landarbeider samen.3 Daar was ook een praktische reden voor: het prijspeil kon beter zo snel mogelijk gelijk worden aan dat in Duitsland, dat hoger was dan het Nederlandse. Duitse soldaten had men al vaak grote voorraden zien inslaan in onze winkels. Ook de überhaupt al noodzakelijke verhoging van de te lage arbeidslonen, aldus ZLM-voorzitter Dieleman in november 1940 in een bestuursver gadering, maakte hogere prijzen voor de land bouwproducten wenselijk.4 In elk geval de Zeeuwse afdeling van de CBTB, de gereformeerde boerenorganisatie, vond de ontslagverordening "te stroef". Maar dat was in augustus 1940, en tijdens het daaropvolgende halfjaar veranderde de situatie snel. In november deed de waarnemend Commissaris in Zeeland mr. P. Dieleman - tevens ZLM-voorzitter - via de burgemeesters een beroep op alle Zeeuwse boeren om in de winter zoveel mogelijk arbeiders in dienst te houden. Ook de georganiseerde werkge vers in de Zeeuwse landbouw die in het najaar vergaderden, vonden dat wenselijk. Men vreesde dat ontslagen arbeiders in het voorjaar, wanneer er weer meer landwerk zou komen, niet meer beschikbaar zouden zijn. Werklozen, ook sei zoenswerklozen, dreigden immers in Duitsland tewerkgesteld te worden. In de laatste maanden van 1940 behandelde de ZLM dan ook slechts twintig adviesvragen over gevallen waarin Zeeuwse landbouwers werknemers wilden ont slaan. Negen van die twintig vragen betroffen de regio Tholen/Sint-Philipsland, een van de gebie den met traditioneel veel conflicten tussen boe ren en arbeiders. In circa driekwart van de geval len achtte de ZLM het ontslag aanvaardbaar.5 Tussen de noodzaak de arbeiders te behouden en de loonkwestie bestond natuurlijk verband. Verder maakte de al aan de gang zijnde stijging van de kosten van het levensonderhoud aanpas sing van de landarbeidersionen nodig. Zo werd het winterloon voor Schoondijke per 15 november met tien procent verhoogd. "Zeeland heeft over het algemeen lage uurloonen", aldus de jonge inspecteur voor de werkverschaffing ir. M. de ACHTTIENDE JAARGANG No VERSCHIJNT WOENSDAG* OM DE 1< DAGEN VAN DfeN BOND&. ADMINISTRATIE. EN RP.DACTIE.ADRES MAURÏTSSTRAAT 47, UTRECHT. TELEF. INT. 14383 - POSTGIRO No. 23255 De Nederlandsche Christelijke Landarbeidersbond, aangesloten bij het CNV, was in Zeeland de landarbeidersbond met de meeste leden. 18 Landbouw-cao 1 941

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 20