Zeeland 24.1
Vink die als adviseur de bestuursvergaderingen
van de ZLM bijwoonde. De penningmeester van
de Maatschappij relativeerde dat door erop te wij
zen dat "het totale verloonde bedrag per hectare"
een betere maatstaf was. De intensief bedreven
landbouw in Zeeland stond daarin "zeker niet
achteraan". Halverwege december kwam er nog
een reden bij om de lonen te verhogen: de over
heid verving de inkomstenbelasting door een
loonbelasting die vanaf 1 januari 1941 ingehou
den zou worden op het salaris.6
Na de jaarwisseling nam de druk op de land
bouw toe. In een bestuursvergadering van de
CBTB op 4 februari 1941 werd een mededeling
"van bevoegde zijde" aangehaald die inhield dat
binnenkort weer een groot aantal arbeiders naar
Duitsland zou moeten vertrekken. "Het laat zich
aanzien dat niet meer naar believen een beroep
op de arbeidsmarkt kan worden gedaan. Het ver
dient daarom overweging, dat de landbouwers en
tuinders zich tijdig van de noodige arbeidskrach
ten voorzien en nu reeds afspraken maken met de
arbeiders, b.v. tegen 15 Februari of 1 Maart."
Traditioneel liep een administratief jaar in de
landbouw van 1 april tot en met 31 maart.7
Dreigende gelijkschakeling
De druk op werklozen om in Duitsland te gaan
werken was onderdeel van het in de nazomer van
1940 door de Duitsers in gang gezette beleid dat
moest leiden tot invoering van bestuur volgens
het leidersbeginsel, dus van bovenaf, en tot nazi-
ficatie van Nederland. Onderdeel daarvan was de
Gleichschaltung. Organisaties die de nazi's niet
konden gebruiken bij het uitoefenen van hun
macht werden gedwongen tot opheffing of tot
aanpassing in nationaalsocialistische zin. De
bezetting dreef de landelijke boeren- en landar
beidersorganisaties echter naar elkaar toe. Op 31
mei 1940 besloot de sinds 1939 periodiek samen
komende Vaste Commissie van Overleg van de
drie boeren- en de drie landarbeidersbonden de
samenwerking te intensiveren. Men richtte een
Centraal Secretariaat voor Land- en Tuinbouw op,
met een aparte Sociale Sectie. In de zomer volgde
een instituut voor vrijwillige arbitrage in geval
van arbeidsconflicten in de landbouw.8
In de georganiseerde landbouw voelde met
name een (klein) deel van de staf van de niet-
confessionele organisaties in enige mate voor de
eenheidsorganisaties die de bezettende macht
prefereerde. Deze bestuurders meenden dat hun
eigen verband, als algemene organisatie, daar
voor het meest in aanmerking kwam en dachten
vermoedelijk ook dat zij de Duitse invloed gro
tendeels zouden kunnen weerstaan. De Katholieke
Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond (KNBTB)
voelde hooguit voor een Corporatieve Raad voor
Land- en Tuinbouw; het katholieke ideaal was
immers een staatsordening vanuit de bedrijfstak
ken. Deels als reactie op een voorstel in die zin -
van 8 juli 1940 - en deels zelfstandig kwamen
zowel het Koninklijk Nederlandsch Landbouw
Comité (KNLC) als de algemene landarbeiders-
bond vervolgens met "veel verdergaande fusie-
voorstellen". Zo wilde het KNLC een "Landbouw-
kamer" inrichten waarin één werkgevers- en één
werknemersorganisatie zouden samenwerken.9
Protesten van de protestantse en rooms-
katholieke organisaties tijdens een vergadering
op 6 september leidden ertoe dat het overleg in de
Sociale Sectie stilviel tot begin januari 1941. Het
na dat tijdstip opgestelde model voor nauwere
samenwerking tussen de zes organisaties kwam
uit de koker van de KNBTB en draaide om
"gemeen overleg" van de diverse bij de landbouw
betrokken partijen in het gezamenlijk belang. De
arbeiders zouden volledige paritaire medezeggen
schap hebben. Toen het besluit hierover werd
genomen, op 29 april 1941, was de nieuwe cao
voor de landbouwsector in Zeeland echter al een
feit. Wel waren eind januari provinciale arbitra
gecommissies ingesteld die ook metterdaad in
werking traden; over die in Zeeland zwijgt de
literatuur echter.10
Van groter belang was de geslaagde gelijk
schakeling van de algemene landarbeidersbond
(NLAB), onderdeel van het eind juli door de
bezetter plotseling gelijkgeschakelde NVV, in het
tweede halfjaar van 1940. Eind november wer
den de protestantse en rooms-katholieke bonden
door de NLAB-voorzitter uitgenodigd voor een
gesprek over fusie; zij sloegen de uitnodiging af.
Vervolgens begon in het NLAB-blad een artike
lenreeks over de wenselijkheid van één land
arbeidersorganisatie die de irritatie bij de
confessionele bonden nog vergrootte. Een een
heidsorganisatie hadden zij nooit gewild en toe
treden tot een gelijkgeschakeld verband was al
helemaal onbespreekbaar.11
Landbouw-cao 1941
19