Naar een provinciaal arbeidscontract Aanvankelijk werd een reguliere weg gevolgd om tot een nieuw contract te komen voor het arbeids jaar 1941/'42 dat op 1 april zou ingaan. Zo stond op de agenda van de vergadering van de Contact- Commissie van Werkgevers der ZLM, op 10 janu ari 1941: de bespreking van een "uniform con tract 1941 t.a.v. uurloonen, vrouwen- en jongens- loonen, lichte en zware werkzaamheden, knecht- loonen en tijdstip van aanvang en einde der contracten". Tevens zou men praten over "de toe laatbare loonvorming bij gelijkblijvende produc tieprijzen". Tot het reguliere overleg hoorde ook dat in bepaalde regio's. Op Tholen en de Bevelan- den onderhandelden regionale vertegenwoordi gers van de landarbeidersbonden in het eerste kwartaal van 1941 met werkgeversafvaardigin gen over een nieuw contract.'2 In de eerste maanden van 1941 meldden de kranten het verbindend verklaren van tientallen collectieve arbeidsovereenkomsten in allerlei andere bedrijfstakken door de rijksbemiddelaars. Veel te kiezen viel er niet meer voor werkgevers en werknemers; het College van Rijksbemidde laars was tenminste nog een Nederlands orgaan. Rond 1 december 1940 had Rijkscommissaris Seyss-Inquart de bevoegdheid om cao's bindend vast te stellen, in eigen hand genomen. Hij kon voortaan de loonstandaard zodanig aanpassen "als geeischt wordt door het algemeen belang". In elk geval vanaf 23 januari 1941 probeerde het Duitse bestuur, in de persoon van de Referent voor Sociale Zaken E. Kretschmar, hierin een rol te spelen. Op die datum riep hij de voorzitters van de landarbeidersbonden bij zich en spoorde hen aan tot een krachtige loonactie in het belang van de laagbetaalde Zeeuwse arbeiders. M. Ruppert, voorzitter van de in Zeeland talrijkste bond - die van het CNV - en daarom aanspreekpunt bij de bonden, wilde echter de bezetter volledig buiten de onderhandelingen houden. Hij deelde Kretsch mar mee dat pas bij mislukken van onderling overleg, boeren en arbeiders de overheid te hulp zouden roepen.13 Kretschmar was daarmee niet tevreden en belegde een volgende bijeenkomst op 12 februari, waarbij ook de Duitse toezichthouders op de inmiddels op landelijk niveau onder curatele gestelde protestantse en rooms-katholieke landar beidersbonden aanwezig waren. Hij eiste een felle loonactie en dreigde bij uitblijven daarvan met een naar het College van Rijksbemiddelaars te stappen. De toezichthouders, geen felle nazi's, kozen de kant van de aan hen toevertrouwde bonden. Zo leed de Referent opnieuw een neder laag en hij kondigde aan het hogerop te zullen zoeken. Kretschmar zal wel geweten hebben dat hij moest opschieten. Half februari had de pers gemeld dat het KNLC stappen had gezet om tot een nationale organisatie van de landbouwwerk- gevers te komen "teneinde in staat te zijn een lan delijke CAO te kunnen sluiten." De confessionele landarbeidersbonden hadden vergelijkbare plan nen.14 Ook het Centraal Secretariaat, waarin men al samenwerkte, adviseerde om zo mogelijk tot meer uniformiteit in de nieuw te sluiten contracten te komen. In Zeeland, met zijn lage lonen, zou die uniformiteit tevens een fikse verhoging beteke nen. Het Zeeuwse CBTB-bestuur meldde begin maart dat de voorstellen van de landarbeiders in de regio's een loonsverhoging van 20 tot 25 pro cent inhielden. "De indruk wordt gewekt of hier aan van bovenaf kracht zal worden bijgezet. Deze indruk is onjuist, hopenlijk kunnen wij nog onderhandelen." Daarbij wilde de CBTB niet ver der gaan dan tien procent loonsverhoging.15 Blindelings getekend Op 14 maart stuurde de ZLM Kretschmar de loon- voorstellen van de landarbeidersbonden waarover een week later, op de 21ste, onderhandeld zou worden. De Referent liet daarop de boeren weten dat op één contract voor heel Zeeland aange stuurd moest worden en telegrafeerde Ruppert met het bevel zich op de 21ste eerst bij hem te melden. Tot zijn verrassing trof de NCLB-voorzitter op die datum in Middelburg niet alleen Kretschmar aan, maar ook A. Vermeulen, tweede man van het gelijkgeschakelde NVV. Kretschmar had aan hem de leiding over de loonactie in Zeeland toever trouwd en die dus aan Ruppert ontnomen. Rup pert weigerde dat echter te accepteren en vertrok. Vervolgens vergaderden vertegenwoordigers van bonden en boeren - klaarblijkelijk zonder Rup pert - maar kwamen niet tot overeenstemming. De boerenbonden boden een uurloon van 30 cent en verhoging van de tarieven voor aangenomen werk met tien procent; de arbeiders wilden een uurloon van 34 cent in zomer en najaar, 32 in het 20 Landbouw-cao 1 941

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 22