2o Ciïutttq ch 2 21 21 21 <-J h 1/ 222 Het gedicht is in het Nederlands. Het gaat over de buitenplaats Schorenburg1 in Souburg. Die bestaat niet meer, er is wel een huis gebouwd op de plek waar vroeger het hoofdgebouw van het buiten heeft gestaan. Schoonenburg heet dat tegenwoordig. De wijk die erachter ligt, heeft haar naam er aan ontleend. Bij het lezen van het gedicht waan je je in het voormalige park met vijvers, en hagen daaromheen. Er staan beelden die de vier seizoenen representeren: De rechte hand thans ingeslagen Hier lacht ons d'aangename plas Des vijvers toe, omringd met hagen, En zwoele dreeven mals van gras Die in haar ommetrek, de Schatten Thans luttel zeker in waardij Van een paar boomgaarden bevatten, En nog een derde zien terzij: Het oog ontdekt hier vier Saisoenen, Af UCCXL/r Loflied op het buiten Schorenburg voor Johanna Thyssen over alles wat groeit en bloeit door Jan Guépin. Gedicht in sits omslag, gedateerd 24 april 1744. Zeeuwse Bibliotheek, Zeeuws Genootschap, handschrift 3424. Gehouwen door een sneege hand, En juist geplaatst, als op een groenen Voorgrond, en yder op zijn stand; De bloemtuil Siert de Jonge Lente: De blonde zomer geurig ooft; De Herfst de druivetros haar Rente; En d'arme winter, koud, beroofd, Zal, zig bij't dooyend vuur verwarmen: op mooi papier een gedicht geschreven. "Schoren burg" schreef hij met een grote S en vele krullen, vervolgens "A Mejuffrouwe Johanna Thyssen". Wat moet hij er een plezier in gehad hebben haar naam zo mooi en zwierig op te schrijven. Daaronder tussen strepen dateert hij het gedicht: "MDCCXLIV", 1744. En dan begint hij, maar niet voordat hij opnieuw met grote letters "Schorenburgh" schrijft. Nu met een h op het eind en met een S waarvan de bovenste krul wel meer dan tien kringels maakt. Daaronder met iets kleinere let ters "Hofzang". Dan een streep met weer zo'n mooie krul. En voorts het gedicht: "Jeugd van 't Jaar! En koele dreven!" Twintig pagina's lang. En intussen trakteert de dichter de lezer op over peinzingen over het heerlijke landleven dat zo tegengesteld is aan de haast en de 'engheid' van de stad, waarmee Vlissingen bedoeld wordt. Hij schrijft over de filosofen en natuurvorsers. Over Leeuwenhoek en Spinoza. Het gedicht ademt bewondering voor de natuur en daar doorheen voor haar schepper. En een beetje mysterieus blijft de geadresseerde, zijn "zangvriendinne" mejuffrouw Thyssen. In 2013 werd er een nieuwe literatuurgeschie denis gepresenteerd: Worm en DonderDaarin staat geschreven dat er in Nederland ongeveer tachtig hofdichten zijn. Wat een eer dat we er daar nu een aan kunnen toevoegen. Het zal wel 30 't Is vol van schatten hier

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 32