laag. De Hollandse eenheden op Walcheren ston den onder bevel van luitenant-generaal Steward Bruce. Hij beschikte over amper duizend man, waarvan er permanent honderd tot tweehonderd ziek waren. Het Franse garnizoen in Vlissingen was veel groter en telde ongeveer 4.500 man. De gevechtswaarde van deze troepen was echter niet al te groot. Dienst op Walcheren werd in het Franse leger als oneervol beschouwd en Napoleon had vanwege het hoge sterftecijfer op het eiland alleen buitenlandse en tweederangs eenheden in Vlissingen willen legeren. Het garnizoen van de stad bestond daardoor grotendeels uit voormalige Pruisische en Ierse krijgsgevangenen die in Franse dienst waren getreden, en uit opgepakte deserteurs en dienstweigeraars. De hoge sterfte onder de militairen werd vooral veroorzaakt door de beruchte Zeeuwse koorts. De slachtoffers van deze ziekte leden aan zware koortsaanvallen en ingewandstoornissen. De toenmalige medische stand bood hiertegen weinig remedie. Zo werd er naast aderlaten ook een mengsel van spinnenwebben, roet, wormen, brandnetels en schorpioenen voorgeschreven. Lang is gedacht dat de Zeeuwse koorts een vorm van malaria was, maar waarschijnlijk betrof het een verzamelnaam van een aantal ziekten, waar onder tyfus en dysenterie. De malaria die in Nederland vroeger voorkwam was immers zelden dodelijk, terwijl veel Zeeuwse-koortslijders het niet overleefden. Zo stierven van de 1.500 man van het Eerste Pruisische regiment op Walcheren in 1808 365 man en in de eerste helft van 1809 275 man aan de Zeeuwse koorts. Een Duitse offi cier van dit regiment beschreef Walcheren dan ook als een "waar pesthuis" en een "verzamel plaats van ellende". Het optreden van de Franse garnizoenscommandant, generaal Louis-Claude Monnet de Lorbeau, ondermijnde het toch al lage moreel van de troepen nog verder. Monnet was arrogant, wreed en volgens geruchten vergaarde hij een fortuin met afpersing en smokkelhandel. De garnizoenscommandant was echter op zijn beurt ook zeer ongelukkig met zijn aanstelling op Walcheren. Ook zijn gezondheid leed onder de Zeeuwse koorts en hij vroeg meermalen om over plaatsing. Hoewel Napoleon in januari 1809 over wogen had om hem te vervangen, was Monnet die zomer nog altijd in functie.5 De zorg van de Franse keizer was terecht. In het voorjaar van 1809 bereidde de Britse regering een grote militaire expeditie naar het Europese vasteland voor. Het doel van de operatie was het openen van een tweede front om bondgenoot Oostenrijk te steunen. Daarnaast wilden de Brit ten de marinebasis Antwerpen uitschakelen. Om de belangrijke havenstad te kunnen bereiken, moest echter eerst de Scheldemonding worden veroverd door het eiland Walcheren te bezetten. John Pitt, graaf van Chatham, werd aangewezen om de campagne te leiden. Door zijn aarzelende optreden kreeg hij naderhand van de Fransen de bijnaam Lord j'attend. Terwijl de Britten hun expeditie aan het orga niseren waren, verliep tegelijkertijd de strijd van hun bondgenoot Oostenrijk tegen de Fransen rampzalig. Napoleon bezette op 13 mei 1809 Wenen en nadat hij de Oostenrijkers op 5 en 6 juli in de Slag bij Wagram beslissend had verslagen was een wapenstilstand afgekondigd en werden vredesonderhandelingen gestart. Feitelijk was hierdoor een Britse opzet tot het openen van een tweede front zinloos geworden en restte alleen Antwerpen nog als doelwit voor de operatie. Toch zette de Britse regering haar plannen door voor wat een van de grootste expedities uit hun geschiedenis zou worden. Meer dan zeshonderd schepen en 100 duizend man waren erbij betrok ken, waaronder een landingsmacht van ruim 40 duizend soldaten. De omvangrijke voorbereidingen die eind juni 1809 in de Britse havensteden werden getroffen bleven niet onopgemerkt. Niet alleen beschikte Napoleon over een uitgebreid spionagenetwerk in Groot-Brittannië, maar bovendien schreven de Britse kranten heel openlijk over de operatie. Zo wist de Times op 18 juli zelfs te berichten dat het vermoedelijke doel van de expeditie Vlissingen zou zijn. Napoleon schreef naar aanleiding van de krantenberichten op 26 juli aan zijn minister van Politie Joseph Fouché dat het hele Europese conti nent al twee maanden in spanning was over de Britse expeditie. Diezelfde dag meldde generaal Monnet aan de Franse minister van Oorlog Henri Jacques Guillaume Clarke dat hij binnen enkele dagen een Britse invasie op Walcheren ver wachtte. Twee dagen later werd vanaf de Lange Jan, de kerktoren van het Middelburgse Abdij complex, een Britse vloot voor de kust waargeno men. Clarke informeerde op 31 juli Napoleon in Oostenrijk dat er wel tweehonderd Britse schepen waren geteld.6 Britse Schelde-expeditie 1809 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 5