Zeeland 24.1 Bombardement van Vlissingen, augustus 1809. Aquatint door A. Lutz naar tekening van J. Jelgerhuis. Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illusrata, III-0297. zijn vorst had aangezien, werd hem alsnog de gelegenheid geboden de sleutels van zijn stad aan de keizer te overhandigen. Napoleon ontstak tot ontsteltenis van Schorer in woede en vroeg de burgemeester of hij ook degene was geweest die tien maanden eerder dezelfde sleutels aan de Brit ten had aangeboden. De keizer noemde hem een schurk die gestraft moest worden, gaf vervolgens zijn paard de sporen en liet Schorer onthutst ach ter. De Britse invasie was een ernstige tegenslag voor de Fransen en de regering in Parijs wilde zo snel mogelijk Napoleon in Oostenrijk op de hoogte brengen. Zij zagen zich echter nu gecon fronteerd met het probleem van de communicatie. Het duurde bijna een week om per semafoor (tele graafpalen) en koeriers te paard een bericht van uit de Franse hoofdstad naar het hoofdkwartier van de Grande Armée in het paleis Schönbrunn in Wenen over te brengen. De antwoorden en opdrachten van de keizer deden er op hun beurt ook weer een kleine week over om Parijs te berei ken. Hoezeer de Fransen achter de feiten aanlie pen, bleek ook uit de brief die het ministerie van Oorlog op 2 augustus aan Monnet stuurde. De Franse garnizoenscommandant werd aan de instructie van Napoleon herinnerd dat verhinderd diende te worden dat Britten posities op Walche ren zouden innemen. In Parijs was men er klaar blijkelijk niet van op de hoogte dat op dat moment, op de vesting Vlissingen na, het hele eiland al door de vijand was veroverd.8 De strijd tegen de Britse invasiemacht vergde onmiddellijke maatregelen die niet konden wach ten op Napoleons aanwijzingen vanuit Oostenrijk. De Franse keizer had echter zo'n grote macht ver worven dat zijn ondergeschikten amper zelfstan dig beslissingen durfden te nemen. Zo vaardigde de voorzichtige minister van Oorlog Clarke alleen bevelen op tijdelijke basis uit, waarna hij direct Napoleon schreef om goedkeuring en nadere orders. Enkel Fouché, de minister van Politie en tijdelijk ook van Binnenlandse Zaken, had in deze crisis de moed om op te treden. Ondanks het ver zet van de andere ministers, die wilden wachten op instructies vanuit Oostenrijk, besloot hij op eigen initiatief maar liefst 60 duizend soldaten van de Nationale Garde op te roepen. In zijn mobilisatiebevel van 3 augustus, dat verspreid werd in de 21 noordelijke departementen van het keizerrijk, schreef hij uitdagend: "Prouvons a 1'Europe que si le génie de Napoléon peut donner de 1'éclat a la France, sa présence n'est pas néces saire pour repousser les ennemis."9 Pas op 6 augustus ontving Napoleon in Oos tenrijk het nieuws dat de Britse vloot voor de Zeeuwse kust was verschenen. De volgende dag las hij in een bericht van Clarke dat de vijand ook daadwerkelijk op Walcheren aan land was gegaan. In feite was deze informatie inmiddels al danig verouderd maar het weerhield hem er niet van een reeks gepassioneerde brieven op te stel len met veelal onrealistische eisen en verwach tingen. De keizer reageerde in eerste instantie Britse Schelde-expeditie 1809

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 7