Napoleon en de Britse Schelde-expeditie van 1809 (II)
Tobias van Gent
Op 30 juli 1809 landde een grote Britse invasie
macht op Walcheren. Ruim twee weken later ver
overden zij na een kort maar hevig bombardement
Vlissingen. Vanuit Oostenrijk probeerde keizer
Napoleon de Franse verdedigers van de Schelde-
monding aan te sturen. Omdat de berichtgeving er
lang over deed om de grote afstand tussen zijn
hoofdkwartier en het strijdtoneel te overbruggen,
liep hij echter voortdurend achter de feiten aan.
De keizer is des duivels
"Tant que Flessingue aura un morceau de pain,
elle est impregnable.14
"II me répugne de croire que Flessingue soit
rendu; cela ne me parait pas possible." 15
Napoleon bleef in het Oostenrijkse paleis Schön-
brunn ruim een week lang in onwetendheid over
de overgave van Vlissingen. Het moet voor hem
achteraf zeer pijnlijk zijn geweest dat hij in deze
periode verschillende brieven aan zijn ministers
schreef waarin hij maar bleef benadrukken dat de
stad aan de Scheldemonding onneembaar was. Zo
liet hij aan Clarke op 16 augustus weten dat de
Franse verdediging van zowel Vlissingen als
Antwerpen niet zou bezwijken. Monnet moest
met zijn slechte troepen weliswaar geen tegen
aanvallen meer uitvoeren, maar een Britse ver
overing van Vlissingen was onmogelijk. Als de
vijand zich op honderd meter van Vlissingen zou
wagen, dan werd het hele eiland overspoeld door
water. Enkele dagen later was Napoleon nog stel
liger toen hij aan Clarke schreef dat Vlissingen
onaantastbaar was, maar als desondanks het
ongelofelijke zou gebeuren en de stad vóór 1
februari zou vallen, dan diende de minister van
Oorlog alle verantwoordelijke generaals, kolonels
en officieren te arresteren. Tegen Fouché en zijn
minister van Buitenlandse Zaken, Jean-Baptiste
Nompère de Champagny, schepte Napoleon er op
16 augustus zelfs over op dat de Britse eenheden
dankzij alle verbeteringen die hij aan de vesting
werken in de afgelopen jaren had laten uitvoeren,
nog altijd op minstens één kilometer afstand van
de stad lagen. Volgens de Franse keizer was er tot
dan toe zowel vanaf land als vanuit zee geen bom
op Vlissingen gevallen. Nog op 22 augustus
meldde de keizer aan zijn minister van Marine,
viceadmiraal Denis Decrès, dat de stad onneem
baar was en dat vijandelijke bommen niets kon
den uitrichten.16
Toen Napoleon op 24 augustus de brief die
Clarke op 18 augustus had geschreven over de
capitulatie van Vlissingen ontving, kon hij het
amper geloven. Hij noemde de val van de stad
een mysterie en vroeg zich in eerste instantie af
of de generaals Monnet en Osten beiden gedood
waren. Toen hij echter begreep dat zij in Britse
gevangenschap zaten, richtte zijn furie zich al
snel op Monnet. Hij noemde de garnizoenscom
mandant niet alleen een lafaard maar maakte
hem zelfs uit voor verrader. Monnets kwade
trouw kon immers de enige verklaring zijn
waarom de vestingstad, die beschikte over een
garnizoen van 4.000 man en genoeg voorraden,
al na een paar bommen was opgegeven. Een
beperkte inundatie had de Britten al kunnen stop
pen! De keizer gaf de kranten opdracht te schrij
ven dat de lafaards die verantwoordelijk waren
voor deze vreselijke capitulatie hun straf niet
zouden ontlopen.
Napoleon realiseerde zich dat na de Britse
inname van Vlissingen de strijd zich nu op Ant
werpen concentreerde. Hij schreef op 27 augustus
aan Bernadotte dat hij vol ongeloof was over
Monnets overgave na een bombardement van
maar 48 uur en dat zijn garnizoen, beschermd
door inundaties, zes maanden had moeten stand
houden. De vijand was nu in staat om Antwerpen
aan te vallen. De keizer liet de maarschalk weten
dat hij vertrouwde op zijn moed, vaardigheid en
ervaring om een Britse opmars tot staan te bren
gen.17 Op het moment van schrijven was echter
het gevaar voor Antwerpen inmiddels geweken.
Na de verovering van Walcheren verzamelde
Chatham op 24 augustus 25 duizend man bij fort
Bath voor de beslissende aanval op Antwerpen.
De tijd die het de Britten had gekost om Vlissin
gen te belegeren hadden de Fransen benut om
Antwerpen in hoogste staat van verdediging te
Britse Schelde-expeditie 1809
57