kelijkheid van de hogere standen. Zo hoorde hij
altijd de eerbied in de stem van zijn moeder als ze
het had over dokter De Man. Van Schagens moe
der was afkomstig uit de kringen van bediendes
van de Middelburgse elite en daarin werd het rei
len en zeilen van de aristocratische families altijd
Dr. J.C. de Man (1818-1909) was vanaf 1842 werkzaam als
geneeskundige in Middelburg en van 1854 tot 1866 als docent
verbonden aan de Geneeskundige School. Zeeuws Archief,
Zeeuws Genootschap, ZI, IV 616.
met een zekere gretigheid gevolgd en bewonderd.
Die eerbied werd van generatie op generatie door
gegeven. Ook Van Schagen zelf maakte nog deel
uit van dat patroon. Hij beschrijft de oude heer
De Groot van het venduhuis De Groot Et Hondius
en zegt dat hij deze man zeer respecteerde "naar
het voorbeeld van mijn vader en later ook van
mijn schoonvader". Trouwens, wanneer een lid
van de elite iets verkeerds deed, werd dat óók nog
lang doorverteld.10
Verder vinden we fraaie gegevens over de
lagere standen in Middelburg. Zijn grootouders
van moeders kant noemt Van Schagen "brave,
kinderlijke mensen, in dienstbaarheid geboren en
getogen. Ze stelden een eer in het vertrouwen dat
ze bij de Grootheid genoten." De elite op haar
beurt zorgde werkelijk voor deze mensen als ze in
nood zaten of het anderszins moeilijk hadden.11
Waardevolle observaties
Van Schagens brievenbundels bevatten waarde
volle observaties, niet alleen over de onderdanig
heid maar ook over het standsgevoel op het plat
teland. Vader Van Schagen was zoon van een
timmermansbaas op Oostkapelle en toen zijn
moeder rond 1870 voor hem en zijn broer een
boerendasje had gekocht, was dat niet goed.
"Want wij waren ambachtsjongetjes van 't dorp",
laat hij zijn vader vertellen. "En dat was iets heel
anders dan boerenjongetjes." De broertjes droe
gen de dasjes zo weinig mogelijk. Blijkbaar was
moeder Pietje Geerse, afkomstig uit het buitenge
bied, niet goed ingevoerd in de gewoonten op een
dorp.12
Anderzijds onderscheidde een mouwloos,
bruin manchester vest de ambachtsman van de
boerenarbeider. Niet alleen de dorpstimmerman
droeg zo'n vest, ook iemand als Arjaan Simpe
laar, tussen 1900 en 1940 palingvisser. Zonder
Van Schagen wisten we denkelijk ook niet dat
voor Walcherse plattelanders de hoogst bereik
bare sociale positie, die van rijke boerenrentenier,
werd uitgedrukt in het dragen van een burger
pothoed.13
Van Schagen vermeldt verder dat de Dombur
gers af en toe gezamenlijk de drinkputten in de
duinen, waar ook de mensen uit dronken, uit
diepten als ze wat waren dichtgeslibd. Ook
schrijft hij de overlevering op over een Sprenger,
die als hoogste baas van de Polder Walcheren
zulke slechte ervaringen had met de Westkap-
pelse dijkwerkers rond 1850, dat hij zijn pachter
dwong om een enorm sterke arbeider te ontslaan
omdat hij die te gevaarlijk vond. Dat vinden we in
'Van de Geerse's', samen met nog een handvol
anekdotes met veel zeggingskracht ten aanzien
van het negentiende-eeuwse Walcherse platte
land.14
Van Schagens brieven en opstel bevatten dus
wel degelijk waardevolle bouwstenen voor de
sociale geschiedenis van Walcheren. Maar het
belangrijkste verschijnsel in 'Van de Geerse's', de
onderdanigheid, moeten we plaatsen in zijn tijd.
Het kwam voort uit de werkelijke onmacht van de
onderlaag van de bevolking in de negentiende
96
J.C. van Schagen