In 1768 werd Baster benoemd tot lid van het Zeeuwsch Genootschap. In 1773 schreef hij aan J.W. te Water, de secretaris van het Genootschap, dat hij zijn schelpenbuffet aan het Genootschap wil nalaten: "ben al zedert eenige tijd te rade geworden, om voor het zelve [het Genootschap] mijn Bouffet, van Hoorens en Schulpen gemaakt ('t welk meene dat UEew in mijne grooste zijka mer wel gezien heeft) met alle rarijteiten, die daar op staan te legateren." Na zijn overlijden ontvangt het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen het buffet. De lijst van schenkingen vermeldt in maart 1775: "Buffet gemaakt van hoorns schulpen en zeege- wasschen met alle de beeldekens, vogelkens, perle d'amour fles etc. die op hetzelve bevonden wor den." Later, als het Genootschap het eigen beheer van de collecties beëindigt, komt het in bruikleen bij het Zeeuws Museum in Middelburg. Nog weer later, in 2012, is het weer terug in Zierikzee, de geboorteplaats van Baster, waar het nu te zien is in het Stadhuismuseum aan de Meelstraat. Het schelpenbuffet is in aard en vorm uniek, er is geen enkel vergelijkbaar object bekend. Mede vanwege het feit dat het altijd binnenshuis heeft gestaan, is het ook na verloop van enkele eeuwen nog in redelijke staat. Het schelpenbuffet van Job Baster is door de aard van de gebruikte schelpen veel verfijnder dan de hierboven genoemde schelpengrotten en -constructies. Er zijn voornamelijk kleine schelpen gebruikt; de grootste die gebruikt werden zijn Cypraeacassis rufa en Chicoreus ramosus (tropische slakken- soorten zonder Nederlandse naam); gemiddeld zo'n 12 centimeter groot. De kleinste schelpjes zijn Palmadusta asellus, een tropische slakken- soort die in het Nederlands "ezeltje" heet, onge veer een centimeter groot. Baster moet een groot aantal mensen gekend hebben die deze schelpen uit alle uithoeken van de wereld bij hem brachten. Mogelijk kende hij opvarenden van de schepen van de Oost- en West-Indische compagnieën die wellicht tegen betaling aan zijn schelpenvraag konden voldoen. Ook in die tijd was er al een behoorlijke handel in schelpen en mogelijk heeft Baster ook gewoon schelpen gekocht. Opvallend is dat, hoewel er zeer veel kaurischelpen zijn gebruikt, er in het buffet opvallend weinig Monetaria moneta (geld- kauri's of slavengeld) aanwezig zijn. Ze waren ruim beschikbaar, maar kennelijk werd daar toch te veel geld voor gevraagd. Er is maar weinig bekend over de wijze waarop Job Baster dit uitzonderlijk zeldzame werk gemaakt heeft. Het buffet (hoogte 318 cm, breedte 232 cm, diepte 21 cm) is samengesteld uit schelpen, tropische hoorntjes, koraal en, heel bij zonder, gehoorbeentjes (otolieten) van vissen. Het buffet bestaat uit een houten frame met daarop een laag van klei, stopverf en gips, waar de schelpen en andere exotische attributen op aangebracht zijn. Er werden voornamelijk kleine soorten schelpen gebruikt, die bijna altijd met de holle kant naar achteren werden geplaatst, ken nelijk omdat ze daardoor beter in de ondergrond bleven vastzitten. Hoe het buffet is opgebouwd, staand of liggend, is onbekend. Voor een betere hanteerbaarheid bestaat het buffet wel uit een onderkast en een boventableau. Enkele elementen uit het buffet Het buffet wordt bekroond met de kop van een sater. Mogelijk stelt het Neptunus voor. De sater vertoont veel gelijkenis met de sater van Albertus Seba (1655-1736). Of Baster de collectie of de pla ten van Seba ooit onder ogen heeft gehad is onbekend. Wel is bekend dat hij correspondeerde met Carolus Linnaeus en dat die wel het schel penkabinet van Seba gezien heeft. Onder de sater is een bloemenkrans aanwezig. Deze is opge bouwd uit parelmoeren schelpfragmenten, cilin dervormige kralen en mooie kleurige facetgesle pen stenen, waarvan de echtheid nog eens onderzocht zou moeten worden. Het middelste bloemetje met de kraaltjes lijkt wel op de passie bloem. Juist boven het midden is een vaas aanwezig, opgebouwd uit parelmoer van schelpen, waaron- 't Is vol van schatten hier 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 23