In Scherpenisse op Tholen werd in 1956 voor het
eerst in Zeeland een dorpshuis met een regionale
functie gebouwd, dat door zorgvuldig onderhoud
in goede staat is gebleven. Door de bouw van een
naburig zorgcentrum zou het nu overbodig wor
den. Lokale groeperingen en Heemschut Zeeland
pleiten voor behoud. Steeds meer monumentale
kunst uit de periode van de Wederopbouw (1945-
1965) wordt gesloopt, hoewel herbestemming
meestal minder kostbaar is dan sloop en nieuw
bouw. Ook uit de Wederopbouwperiode dateert
het sprookjesbos in het park van de Efteling.
Anton Pieck drukte zijn eigen stempel op het park
en zijn stijl is nog steeds een van de kernwaarden
van het park, zeker een reden om de status van
rijksmonument te verdienen.
Het land van Beveren, kwartaaltijdschrift van de
Hertogelijke Heemkundige Kring Het Land van
Beveren (2015, 2), begint met een artikel van F.
Pollet: 'Dorp, ik kan u niet genezen...' Over geen
enkel dorp in Vlaanderen is zoveel poëzie
geschreven als over Doel. Het Oost-Vlaamse dorp
dat in het begin van de twintigste eeuw meer dan
2.200 inwoners had. telt nu nog een twintigtal
mensen die alles in het werk stellen om het gro
tendeels geruïneerde dorp bewoond te houden. In
1974 voelde de dichter Anton van Wilderode de
bui al duidelijk hangen; hij dichtte over Doel (het
eerste en het laatste couplet:
De lege zondagmiddag strompelt voort
Alleen gelaten na 't gelui der klokken:
De luie netten hangen opgetrokken,
Een zak vol wind, en niemand meer aan boord.
Het dikke slib gedijt en ongestoord
Waadt stroomopwaarts het riet met dichte rok
ken,
Maar op de horizon groeien de dokken.
De laatste visser doet of hij niet hoort.
Meer dichters publiceerden over Doel: Ulrich
Nimmegeers, Benno Barnard, Dimitri Verhulst,
Johanna Kruit en vele anderen. Hilde van Caute-
ren, de dorpsdichter van Doel van 2011 tot 2013,
las nog in 2011 na de misviering in de kerk ter
gelegenheid van de jaarlijkse Scheldewijding het
gedicht Dorp, er is bezoek vandaag, met onder
andere de regels:
Maar ik blijf
u met taal herhalen, lees u voor aan al het volk
dat door uw straten komt, speel mijn rol als
cliniclown. Dorp, ik kan u niet genezen.
In het Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone
Kunsten Antwerpen 2012 schrijft P. Vanden-
broeck een artikel 'A bride amidst heroines.fools
and savages', over de vreugdevolle intocht van
Joanna van Castilië in Brussel in 1496. Hij vond
in het 'Kupferstichkabinett' te Berlijn een manu
script met zestig gekleurde tekeningen over de
inkomst van Joanna, het oudste manuscript in
Europa dat een blijde intocht in zijn geheel in
beelden weergeeft.
V. Herremans beschrijft in 'Mingling with
artless crafts: the corporative context of Antwerp
sculpture after 1585' de resultaten van het onder
zoek over hoe de gilden omgingen met het rege
len van de werkzaamheden van de beeldhouwers
in de zeventiende en achttiende eeuw. De auteur
beschrijft de traditionele afbakening van privile
ges zoals die bestaan bij houtsnijders, tapijtwe
vers en steenhouwers, en hun verschillende orga
nisaties: het gilde van Sint Lucas, de organisatie
van tapijtmakers en het gilde van de Vier
Gekroonde Heiligen. Het is interessant te zien hoe
de namenlijst van de leden als indicator werkt
voor fundamentele verandering en hoe verschil
lende meningen ontstonden over de afbakening
van privileges en activiteiten die elkaar vaak
overlapten.
'Our Lady of Scherpenheuvel in image and
imagination. Four centuries of iconography' is
van de hand van H. Geybels. Hij beschrijft het
grote belang van dit onderwerp voor de Vlaamse
culturele geschiedenis. De devotie voor Onze-
Lieve-Vrouwe van Scherpenheuvel is ontstaan
rond een Mariabeeldje dat in een wonderbaarlijke,
118 Aanwinsten