Zeeland 25.1 Aiol en Mirabel zal waarschijnlijk in of rond Venlo zijn ontstaan, gelet op de taalkundige ken merken. Aiol is een kleinzoon van Karel de Grote. De jongen uit het verarmde geslacht Saint-Gille trekt op een oud paard van zijn vader ten strijde om de verloren leengoederen van de familie terug te veroveren. Na veel omzwervingen en avontu ren trouwt hij later met Mirabel, de beeldschone dochter van een Spaanse moslimvorst. Als het paar weigert Mohammeds leer te aanvaarden worden zij gevangen gezet. In de kerker baart Mirabel een tweeling, die geroofd wordt en in de Rhone gegooid, maar dan op wonderlijke wijze gered wordt. Eind goed, al goed natuurlijk! kinderen deze namen, die roos en lelie betekenen. Het laatste verhaal, Tristant en Ysolt, verhaalt van de ontembare liefde tussen deze twee men sen, na het per ongeluk drinken van een liefdes drank. Na veel ellende sterft een wanhopige Tristant, en op het lijk van haar minnaar blaast ook Ysolt de laatste adem uit. Zij worden in een gemeenschappelijk graf gelegd, waarop men een rozenstruik en een wijnrank plant. De planten verstrengelen zich als teken van eeuwigdurende liefde tussen Tristant en Ysolt. De Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (2014, 2) uit Gent gaat over oorlogsdagboeken, door Vlaamse schrijvers in de Eerste Wereldoor log bijgehouden. A.M. Musschoot behandelt de figuur van Cyriel Buysse als getuige van de Groote Oorlog. Buysse stelt zich nadrukkelijk anti-Duits op. Hij is slechts twee maanden zelf getuige geweest van het oorlogsgebeuren in Vlaanderen; vanaf begin oktober is hij in Den Haag, waar hij ruim vier jaar verblijft. Hij is zeker geen objectief verslaggever, maar vindt dat de grote geschiedenis het best kan worden beschreven in de kleine verhalen van de gewone man. Van zijn hand is de verhalenbundel Oorlogs visioenen (1915) en de oorlogsreportage Van een verloren zomer (1917). P. Theunynck schrijft over Karel van de Woestijne als oorlogscorrespondent voor de NRC, waarin diens 'Dagboek van den Oorlog' is gepu bliceerd. Van de Woestijne beschrijft daarin de intrede van de Duitsers in Brussel en het leven in de bezette stad. Zijn toon ten opzichte van de Duitsers is mild, hij houdt zich zoveel mogelijk op de vlakte. Pas tegen het einde van de oorlog valt de harde toon op waarmee de correspondent uit vaart tegen de activisten, degenen die de hulp van de Duitsers wilden benutten om oude Vlaamse taaleisen te realiseren. In het oorlogsdagboek In Oorlogstijd wil Stijn Streuvels een ooggetuigenverslag geven over wat zich rondom hem afspeelt. Hij geeft allerlei beschouwingen over de oorlog als historische gebeurtenis, de zinloosheid, vaderlandsliefde en opgeklopte heldenmoed. Streuvels maakt duide lijk onderscheid tussen de Duitsers als overweldi gers van zijn land en de individuele Duitser. De houding van Streuvels doet een storm van ver ontwaardiging opsteken. Van veel kanten wordt hem verweten Duitsgezind te zijn. Anderen beoordelen zijn beschrijvingen positief - zoals Carel Scharten, Albert Verwey en Herman Rob bers - en roemen zijn nuchtere beschouwingen, zijn nieuwsgierigheid en kalmte als waarnemer en zijn scepticisme tegenover leger, overheden, bevolking en zogenaamde heldenmoed. Het jaarboek Handelingen 2014 van de Konink lijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen toont dat Mechelen een rijke, geva rieerde geschiedenis heeft. J.P. Peeters geeft een vergelijkende analyse van de stadsrekeningen 1434-1435 van de stad Mechelen tegenover de kleinere stad Diest. P. de Win motiveert waarom de familie Van der Ee in de vijftiende eeuw veel belangrijker was dan een simpele grafsteen in de Sint-Romboutskathedraal doet vermoeden. De beroepsactiviteiten van de Mechelse beeldhouwer Meester Thomas Hazart (gestorven in 1610) worden onder de loep geno men door F. van der Jeught, die bekijkt of bepaalde beeldhouwwerken al dan niet terecht aan hem worden toegeschreven. H. de Lannoy vergelijkt in het artikel 'Oranje

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 37