zuidwestenwinden. Die bliezen grote hoeveelhe den zand landinwaarts en leidden op twee ver schillende momenten in de geschiedenis tot het ontstaan van de grote U-vormige duinmassieven die zo kenmerkend zijn voor de zuidwestelijke Schouwse duinen (zie figuur 3). De eb- en vloed stromen in de zeegaten van Zuidwest-Nederland zijn dus belangrijke vormende krachten; niet alleen voor het zeegebied en de zeearmen zelf, maar ook voor de aanpalende duinen. Het binnenduinlandschap van Zuidwest-Nederland Zeer kenmerkend voor het duinlandschap van Zuidwest-Nederland zijn ook de uitgestrekte en relatief vlakke binnenduingebieden (zie figuur 3). De vroongronden op Schouwen en de buiten plaatszone van de Walcherse Manteling (van Domburg tot voorbij Oostkapelle) zijn hiervan Zeeuwse voorbeelden. In Zuid-Holland zijn de West-, Middel- en Oostduinen van Goeree voor beelden van vergelijkbare binnenduingebieden. Het zijn de oudste gedeelten van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden, die al in de vroege mid deleeuwen zijn ontstaan. Om dat ontstaan goed te begrijpen moeten we verder terug in de geologi sche geschiedenis. Toen, na de ijstijden, de ijskappen en gletsjers begonnen te smelten raakten grote delen van de thans bewoonde Vlaams-Nederlandse kustvlakte langdurig overstroomd. Pas 7.000 jaar geleden ontstond er een evenwicht tussen de (afnemende) zeespiegelstijging en de beschikbaarheid van sediment. Aan de zeezijde van de latere kust vlakte ontstond een stelsel van strandwallen dat zich geleidelijk sloot. Daarachter ontstond een hoogveengebied. De strandwallen ontwikkelden zich tot lage duinen, de zogenoemde Oude Dui nen. Langs de Hollandse vastelandskust hebben deze Oude Duinen een breedte gehad van wel tien kilometer. Omdat de latere Jonge Duinen zich hier vooral aan de zeezijde van deze Oude Duinen gevormd hebben, zijn de meest landinwaarts gelegen vroegere strandwallen hier intact geble ven. Hierop hebben zich plaatsen ontwikkeld als Alkmaar, Haarlem, Wassenaar en Leidschendam. De situatie op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden wijkt op een aantal punten duidelijk af. Allereerst is de zone van de strandwallen hier waarschijnlijk altijd minder breed geweest dan langs de Hollandse vastelandskust. Maar wat nog belangrijker is: kort voor het begin van onze jaartelling heeft de zee hier weer vat gekregen op de strandwallen en zijn zij doorgebroken. Wat tweeduizend jaar lang een gesloten lange duinen reeks was, werd rond het begin van onze jaartel ling een keten van eilanden met daartussen gro- Figuur 3. Reliëfkaart van het duingebied van Schouwen. Aan de noordoostzijde ligt het vlakke binnenduingebied, dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan. Aan de zuidwestzijde bevin den zich twee zwakke U-vormige duinruggen, die in de mid deleeuwen en vanaf de zeventiende eeuw vanuit de eroderende zeereep het achterliggende duingebied hebben overstoven. De rode lijnen geven de landwaartse begrenzing van de duinen weer. De groene en blauwe lijnen laten de zeewaartse begren zing zien van veen- en kleilagen in de ondergrond. De oude strandwallen lagen zeewaarts hiervan. Naar Van Haperen, 2009. tere en kleinere zeegaten en kreken. Het was een behoorlijk dynamische omgeving, waarbij zand verspoelde en soms ook over de strandwallen heen waaide. De huidige binnenduingebieden zijn de restanten van die oude vroegmiddeleeuwse eilanden met verspoelde en verwaaide strandwal- restanten. Ze zijn in de laatste duizend jaar natuurlijk wel ingekapseld in later ontstane pol ders en jongere duinen. Soms worden ze wel ver geleken met de Oude Duinen van de Hollandse vastelandskust, maar dat is niet helemaal terecht. Door de post-Romeinse overstromingen, die de kustontwikkeling van Zuidwest-Nederland ken merken, hebben ze een eigen laatste ontwikke lingsgang doorgemaakt, waarbij ze vaak ook nog landinwaarts verplaatst zijn. Daar waar in Zuid- Biodiversiteit in de duinen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 21