Zeeland 25.2 Walvispokken (Coronula). maar vier soorten walvispokken. De kalkschaal van walvispokken bestaat uit zes aparte plaatjes, door Darwin compartimenten genoemd. Iedereen kent Darwin als de man van de evolutietheorie; hij was een uitstekend waarnemer en had oog voor de kleinste details. Haast niemand weet dat Darwin ook zeepokkenspecialist was. Hij bestu deerde heel zijn leven zeepokken en schreef hier over twee boeken (1854) die nog steeds de beste en grootste standaardwerken over zeepokken zijn. Als de pokken om wat voor reden dan ook van de walvis losraken of als de walvis na zijn dood vergaat, valt de kalkschaal uiteen en blijven de (meestal losse) compartimenten achter op de zeebodem. Uiterst zelden worden deze losse com partimenten (recent of fossiel) gevonden op de stranden in de buurt van het leefgebied van deze walvissen. De meeste walvissen zinken na hun dood in diep water en dan kunnen de comparti menten nooit het strand bereiken. Een paar toege wijde Zeeuwse verzamelaars en ikzelf hebben toch een aantal van deze compartimenten gevon den op diverse Zeeuwse stranden. Er is nog een andere bijzonderheid aan de walvispokken: ze stemden heel hun voortplan- tingscyclus af op die van de walvissen. Als de walvissen in de zomer in het hoge Noorden in hun foerageergebieden leven, eten de pokken de hele tijd mee van het overvloedig aanwezige plankton. De walvissen bouwen daar flinke reserves op in de vorm van een dikke speklaag. Tijdens de koude winter trekken de walvissen naar het warmere zuiden om zich voort te plan ten, een drie- a vierduizend kilometer lange trek tocht. In de warme zeeën is nauwelijks plankton en teren de dieren op hun reserves; ze nemen fors in gewicht af. Enkel zwemmen, zwemmen, zwem men en paren en voortplanten. Ook de walvis pokken hebben dan weinig of niets te eten en zij planten zich daar dan eveneens voort. Zodoende ontstaan er reusachtige wolken van zwemmende walvispoklarven in het zeewater van de zuide lijke voortplantingsgebieden van de walvissen en zo worden de walvissen opnieuw 'geïnfecteerd'. Elk van de vier soorten walvispokken leeft slechts op één walvissoort; ze zijn dus soortspeci fiek. Zo is er één soort die op de grijze walvis leeft: Cryptolepas (Grieks: de heimelijke zeeslak); één soort die op de noordkaper leeft: Cetopirus (walvispeer) en twee soorten die op vinvissen en bultruggen leven: Coronula-soorten (kroontje). Al deze soorten zijn op de Zeeuwse stranden gevon den. Dit toont aan dat er vroeger (vermoedelijk vrij grote) walvispopulaties leefden in de zuide lijke Noordzee en dus ook voor de Zeeuwse kust. Deze populaties zijn uiteindelijk in de loop van de zestiende of zeventiende eeuw (of misschien nog iets later) uitgestorven, mogelijk door overbeja- ging en/of verandering van het leefgebied. De meeste walvispokken werden gevonden na de meest recente ophoging van de stranden en zijn vermoedelijk dus van de Steenbanken afkomstig, een zandbank voor de Oosterschelde- monding. De pokken zijn recent opgenomen in de collectie van het Genootschap onder de nummers NHG27001-27017. De vinvis-pokken (Coronula barbara) zijn het oudst en leefden in het Laat Pli- oceen en het Pleistoceen (3,6 miljoen jaar tot ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden); ze werden op de stranden van De Kaloot en De Banjaard gevon den; de noordkaper-pokken komen van Domburg, Cadzand en Nieuwvliet. De pokken die op de noordkaper leven (Cetopirus) vinden we het meest, wat erop wijst dat er een grote populatie noordkapers geleefd moet hebben voor de Zeeuwse kust. Ik heb één Cetopirus-exemplaar laten dateren. De pok bleek ongeveer tweeduizend jaar oud te zijn. De noordkapers leefden hier dus 't Is vol van schatten hier 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 29