tie nog enigszins intact laat door afstand te bewaren, probeert De Kluyver de gevoelens en omstandigheden waarin Van Dongen opereerde te doorgronden. Wat volgt is niets minder dan een regelrecht demasqué van iemand die zijn eigen mythe overeind hield en de eerste veertig jaar van zijn leven bij elkaar loog - naar de buiten wacht toe, dan toch. Sjef van Dongen kwam op twintigjarige leef tijd samen met zijn vader en moeder, broers en zussen in 1926 aan op Spitsbergen. Vader Van Dongen was een luie werknemer die bij de Nespico (Nederlandse Spitsbergen Compagnie, een steenkolenproducent) magazijnmeester over de drie magazijnen werd. Zijn verhuizing naar Spits bergen was waarschijnlijk het gevolg van de ont dekking van fraude bij een fabriek in Tilburg waar hij als administrateur had gewerkt; daar waren grote bedragen door de top van het bedrijf verdonkeremaand. Hoewel de steenkolenmijn op Spitsbergen net gemoderniseerd was, besloot de Nespico het bedrijf al snel uit kostenoverwegin gen te sluiten. Sjef werd met nog enkele anderen aangesteld om op het bedrijf te passen en het bedrijfsklaar te houden. Hij vertelde later dat hij zijn tijd als oppas op het gesloten bedrijf van Nespico grotendeels doorbracht met avonturen, jagen, vissen en bergbeklimmen, maar uit zijn persoonlijke berichten komt een ander beeld naar voren. Eenzaamheid, lange duistere winternach ten en voortdurende onzekerheid over het voort bestaan van de mijn voerden de boventoon. Met inspectie en onderhoud van de installaties was slechts een klein deel van de dag gevuld, verder was er niets te doen. De echte reden om hier de winter van 1927 en 1928 te verblijven was dan ook een financiële, zo weet De Kluyver overtui gend te brengen aan de hand van Sjefs dagboe ken. Sjef kon in Nederland namelijk geen betere betaalde baan krijgen en door het werk op Spits bergen kon hij het gehele gezin Van Dongen, dat inmiddels in Arnhem woonde, onderhouden. Van zijn verdiensten van 124 gulden per maand stuurde hij honderd gulden naar zijn ouders en spaarde er zelf vier gulden van. Al die tijd bleef vader Van Dongen werkloos. Sjef verveelde zich en verafschuwde het drankgebruik van zijn colle ga's. In april 1928 landde plotseling het vliegtuig van Wilkins en Eielson na een poolreis vanuit Alaska over de Noordelijke IJszee. De mislukte vlucht - ze misten de pool - leidde na hun lan ding niettemin tot wereldwijde faam. Sjef maakte het van dichtbij mee en zag wat de wereld met poolhelden deed. Beide vliegeniers verdienden goudgeld aan het doorsturen van radioberichten aan de New Yorkse kranten en Sjef keek zijn ogen uit. De Kluyver weet de toestand waarin Van Don gen zich bevond bijzonder goed in de tijd te plaat sen. Eind jaren twintig werd het mannelijk zelf vertrouwen zwaar op de proef gesteld; mechani satie won het van lichamelijke kracht, vrouwen kregen steeds meer rechten, er ontstonden nieuwe vrouwenberoepen en de wereldkaart vertoonde vrijwel geen witte plekken meer. Er waren eigen lijk nog maar twee terreinen waarop de man kon pionieren: de luchtvaart en de poolexpedities. Toen een goede maand na de landing van Wilkins en Eielson de Italiaan Nobile met de zeppelin Ita lia op het Noordpoolijs boven Noordoostland (Spitsbergen) neerstortte, werden tientallen - veelal domme en nutteloze - reddingsacties op touw gezet. Een daarvan was die van de Alpenja ger Gennaro Sora, die de Deen Ludvig Varming en Sjef van Dongen als experts op het gebied van sledehonden meevroeg. Sora maakte deel uit van de bemanning van het Italiaanse expeditiehulp- schip Citta di Milano waarmee het drietal zo dicht mogelijk bij de verongelukte zeppelin werd gebracht. De laatste paar honderd kilometer moesten echter nog te voet worden afgelegd. Het was hen daarbij uitdrukkelijk ontraden het noordpoolijs op te gaan in verband met smeltge- vaar; uitgerekend in juni en juli is het ijs op zijn dunst en dus bijzonder onbetrouwbaar. Varming werd getroffen door sneeuwblindheid en moest opgeven. Van Dongen en Sora gingen met z'n tweeën verder en besloten toch het ijs op te gaan om de bemanning van de verongelukte zeppelin B o e k b esprek i n g en

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 40