8 boek- en kaartverzameling, aan ons overgeleverd door een veilingcatalogus. Ook zijn er drie bijdragen over David Willem Coutry. Het 'teyken-boek' geeft ons, samen met het 'letterboeck' en het boek 'beginselen van het Latijn' een inkijk in de opvoeding en het onder wijs dat deze zoon van Willem Tiberius genoot. Het tweede artikel gaat over de pogingen van David Willem Coutry om rijk te worden in Ber- bice, een Nederlandse kolonie aan de noordkust van Zuid-Amerika. Het verhaal leest als een spannend boek: ambitie, een slavenopstand, intriges, verbanning en een schipbreuk. De laat ste bijdrage over David is minder spannend maar wel interessant en gaat over de hermeting van de Ser-Pauluspolder in het Hulsterambacht. Vooral interessant omdat er uitgebreid ingegaan wordt op de geldelijke verdiensten van een landmeter in de achttiende eeuw. De familiegerelateerde hoofdstukken worden gecompleteerd door bijdragen over de vrouwen van de Hattinga's, en artikelen over Jan Worme rus Raven en prof. dr. J. Hattinga Verschure. Ook zijn er bijdragen opgenomen over het landschap en landschapsgeschiedenis, door Adrie de Kraker en Antoine Prinsen, en uiteraard over cartografie. Die laatste categorie begint met een inleiding over de cartografie voorafgaand aan de Hattinga's. Een middeleeuwse O-T-kaart in een monografie over een achttiende-eeuwse landme tersfamilie doet wat vreemd aan, maar interes sant is het zeker. Terecht wijdt Marc Buise een hoofdstuk aan de Hattinga-atlassen, het pièce de resistance van het cartografische werk van de Hattinga's. Dat de combinatie van arts en carto graaf niet uniek is, laat Marijke Donkersloot-de Vrij zien in haar artikel 'Geneesheren die land kaarten maken'. Manuscriptkaarten, handgete- kende (en dus niet gedrukte) kaarten nemen een bijzondere plaats in in het oeuvre van de Hattin- ga's. Martijn Storms gaat hier uitgebreid op in; hij laat ook de relatie met de gedrukte kaarten zien. Als het doel was een zo compleet mogelijk beeld van de familie te schetsen en dat beeld ook in geografische en historische context te plaat sen, dan is de redactie daar glansrijk in geslaagd. Een belangrijk aandeel in deze monografie is weggelegd voor de cartografische werkzaamhe den van de Hattinga's, maar deze worden op een uitstekende manier in de context van familie- en sociale geschiedenis geplaatst. Twee kanttekenin gen wil ik wel maken. Ten eerste lijkt een aantal afbeeldingen zo van internet geplukt te zijn. Dit doet afbreuk aan het verder voortreffelijk geïl lustreerde boek. Belangrijker vind ik echter het gemis van een artikel dat ingaat op de verdienste van de Hattinga's voor de moderne cartografie. Er is wel een bijdrage over de cartografie van vóór de Hattinga's, maar niet over hun invloed op de topografische kartering van Nederland. En die is er wel degelijk, zoals blijkt uit de opmerking uit het voorwoord, dat zelfs Cornelis Kraaijenhoff bij zijn topografische kaart van Nederland gebruik maakte van het werk van de Hattinga's. Mooie stof voor een vervolgartikel. Het is niet voor het eerst dat de oudheidkun dige kring De Vier Ambachten in haar jaarboek aandacht besteedt aan de Hattinga's. Al in 1929 schreef Joannes Adriaanse, archivaris van Hulst en bestuurslid van de Kring in haar beginjaren, een artikel over de Hattinga's in het eerste jaar boek. Maar verder is er in de loop van de tijd niet bijster veel literatuur over de Hattinga's versche nen. Er zijn wat verklarende teksten bij facsimiles van kaarten, en de naam valt altijd wel in carto grafische handboeken, maar een uitgebreid over zicht ontbrak tot dusver. Dit is opvallend, van wege het grote belang van de Hattinga's voor de geschiedenis van de topografische kartering in Nederland. Er is sowieso niet veel gepubliceerd over het begin van deze topografische kartering. Dit jaarboek vult een belangrijk hiaat in deze geschiedschrijving. Juist vanwege de brede opzet van het boek, met aandacht voor de familie- en sociale geschiedenis en cartografie en landschap, is het een prima startpunt om de geschiedenis van de Nederlands topografische kartering eens echt goed te gaan onderzoeken. Elger Heere B o e k b espreki n g e

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 46