soorten probeerden te broeden. Maar ja, twee keer in de maand springtij en zo nu en dan een voor- jaarsstorm, dat schiet niet op. Vanaf die tijd is met veel inzet van vrijwilligers door het plaatsen van zandzakken en rijshout geprobeerd de opstuiving te bevorderen en de overspoelings- kans te verkleinen. Met succes, want in de jaren tachtig broeden er soms ruim honderdvijftig paar. Hoe is de situatie nu op de Hooge Platen? Minder, helaas, en de vooruitzichten zijn ook niet gunstig. Het voedselaanbod (voornamelijk zand- spiering en jonge haring) is niet stabiel en lijkt afnemend. De kolonie bij Zeebrugge bestaat niet meer en die bij Westkapelle is erg wisselvallig. En op een af andere manier is het broedgebied aan het veranderen, er groeien nu andere planten en er broeden andere vogels. Voor een pioniersoort als de dwergstern moet er eigenlijk steeds een 'nieuw' broedgebied ontstaan. Dan kunnen ze weer een reeks van jaren vooruit, totdat ook dit weer 'veroudert'. Zulke dynamische natuur bestaat helaas niet veel meer in dit deel van de wereld. De grote waarde van dit boek is erin gele gen dat met behulp van heel veel gegevens zicht baar geworden is wat de juiste habitat is voor de dwergstern. Dynamiek is het sleutelwoord: over stromen van nesten, uitblijven van de prooivissen haring en zandspiering, storm als je jongen net uitgekomen zijn en de ouders niet kunnen vissen. Allemaal rampen, en de dwergstern overleeft het. Steeds moeizamer, dat wel. Gerard Heerebout

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 48