ren zijn intrek in het huis nemen. De paarden kregen een plaats in de stal en de schuur. Souham bleef het gebouw vermoedelijk de volgende jaren gebruiken als verblijf voor zich zelf en zijn staf. Hij keerde in 1800 terug naar Frankrijk.5 Daarna stond het huis waarschijnlijk enige tijd leeg. In 1803 kwam het opperbevel over Walcheren in handen van de nieuwe gouverneur van het eiland, Louis-Claude Monnet de Lorbeau, divisie- generaal van het 31e regiment infanterie. Deze wenste het gebruik van het Huis te Oostkapelle als militair kwartier voort te zetten. Het geweste lijke bestuur probeerde de buitenplaats Duinen burg bij Domburg voor hem te huren, maar de eigenaar daarvan, Johan Cornelis de Bruyn, was niet genegen om mee te werken omdat de Fransen volgens hem alles vernielden.6 Ook in Westkapelle zocht men voor Monnet naar onderdak. Deze dreigde echter op 31 mei 1803 dat "indien op morgen het Huis te Oostcappelle, [dat hij] noemde het casteel, niet geopend wierd, hij generaal een compagnie granadiers daar na toe zoude zenden, om garnisoen daarin te houden".7 Monnet had bij zijn inkwartiering ook alle in het huis aanwezige meubelen voor zichzelf opgeëist. Verder had hij het huis in gebruik genomen zonder huur te beta len en daarom verzochten Steengrachts voogden in 1804 een betaling van vierhonderd gulden huur per jaar.8 Later trachtte de centrale regering van de Bataafse Republiek druk uit te oefenen op Monnet, maar deze reageerde aan de minister van Oorlog door te stellen dat het huis al sinds de aankomst van het Franse leger in Zeeland was gebruikt voor generaals die in dat gewest het commando voerden, zonder dat er huur betaald was.9 Steengracht trouwde in 1804 op kasteel Broekhuizen in Leersum met Cornelia Johanna van Nellesteyn (1782-1842), afkomstig uit een Utrechtse burgemeestersfamilie. Met zijn echtge note wilde hij zijn intrek kunnen nemen in het Oostkapelse landhuis en richtte een protest tegen de militaire bezetting aan het lokale gezag. Ook het Departementaal Bestuur van Zeeland uitte zijn zorgen over de "veeljaarige occupatie" aan de raadpensionaris: "het gevolg intussen van een zodanige violatie van eigendom en turbatie van beschikking over vrij en eigen goed, verwekt natuurlijk onvergenoegdheid en mismoedigheid en kan welligt aanleiding geeven dat den eige- naar ten laatsten eene dergelijke handelswijze moede, tot het onaangename besluit overgaa, om het voorsz[egde] gebouw en de verdere possessie te sloopen, en alzoo dit eiland van een aanzien lijk cieraad te berooven."10 Het huis verkopen zou ingaan tegen de wens van zijn grootmoeder; zij had hem de buitenplaats nagelaten samen met de heerlijkheid. Bovendien moest het huis worden onderhouden uit de opbrengsten van de buitenplaats, zoals van ver kocht hout.11 De voortdurende inkwartiering van de Franse legerstaf maakte het voor Steengracht echter onmogelijk om zijn buitenhuis te gebrui ken en ook het onderhouden ervan werd daardoor bemoeilijkt. Naarmate de bezetting voortduurde, werd de eigenaar steeds ongeduldiger en namen de protesten toe. Maar de situatie leek uitzicht loos. Verkoop buitenplaats Hoewel Steengracht bleef protesteren tegen de Franse bezetting van zijn landhuis, begon hij in 1804 met de ontmanteling van de buitenplaats en veilde hij een groot aantal bomen uit het park. In 1805 volgde een verkoping van meubelen.12 Eind 1805 verkocht Steengracht zijn buiten plaats ten slotte aan de handelaar Martinus Tak en zonen te Middelburg.13 Tak betaalde 56 dui zend gulden voor de gronden, gebouwen en bomen, en vierduizend gulden voor "de behang sels en schoorsteenstukken" in het huis en "de beelden met derzelver pedestallen, in de plantage staande of leggende". De vermelding van de omgevallen, of omgegooide, beelden zegt veel over de toestand waarin het Huis te Oostkapelle zich toen bevonden moet hebben.14 In mei 1806 veilde Tak tuingereedschap en timmerhout.15 Eind juli 1806 volgde een veiling van de "vrugten te velde" die op het terrein van de buitenplaats werden geteeld. Dit wijst erop dat een deel van het bos was gerooid en in gebruik genomen als landbouwgrond. Ook verkocht Tak een "huisje" voor afbraak.16 Enkele maanden later was het de beurt aan de bomen en de beelden. De tuinbeelden, die bij het overlijden van mevrouw Van der Poort nog getaxeerd waren op 122 Vlaamse ponden, gingen nu van de hand voor slechts negen gulden, hoewel niet duidelijk is of inderdaad alle beelden werden verkocht bij die gelegenheid. Er zullen er ook heel wat zijn Het Huis te Oostkapelle

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 5