ging van Drie miljoen', waarmee godsdienstvrij
heid gekocht had moeten worden.9 Tot deze con
tribuanten behoorde eveneens Jan Carlier, een
van de belangrijkste Antwerpse beeldenstormers,
die we in 1576 als zakenman te Veere zullen aan
treffen.10 De beweging van Drie miljoen was een
samenspel tussen rijke kooplieden die deze som
bij elkaar wilden leggen om aan koning Filips te
schenken op voorwaarde dat ze daarmee vrijheid
van godsdienst zouden krijgen. Dit wees de
koning resoluut af. Het boezemde hem angst in
dat de handelaren zoveel geld konden opbrengen.
Hiermee zouden ze immers ook een leger tegen
hem op de been kunnen brengen. Het is dus niet
verwonderlijk dat Clara een van de eersten was
die zich voor het gerecht moest verdedigen. In het
vonnis van de Raad van Beroerten van 17 augus
tus 1568 werd zij bij verstek veroordeeld.11
Maar zo waren er meer. Een belangrijke han
delaar te Antwerpen en vriend van Jan Carlier
was Lucas de Hailly, die samen met zijn broer Jan
aan de Antwerpse beeldenstorm had deelgeno
men. Hij was zelfs opgetrokken "totaan Meche-
len" en had ook de abdij van Hemiksem ver
nield.12 Ook deze Lucas werd - samen met vrouw,
broer en schoonzus - voor zijn daden op het
matje geroepen en vond het verstandiger om naar
Engeland te vluchten.13 Wij zullen ze verderop
nog tegenkomen.
Prijzenhof
Toen Veere in april 1572 voor de prins koos, werd
er vrijwel meteen een zogeheten prijzenhof inge-
steld.14 De prins had op dat moment slechts een
handvol steden achter zich weten te krijgen en zat
in geldnood. Veel gevluchte personen hadden als
watergeus hun heil op het water gezocht. Het was
de bedoeling om van deze ongeregelde kapers een
reguliere marine te maken. Daarvoor gaf de prins
zogenoemde kaperbrieven uit. Daarmee werden
kapers 'nette' militairen en waren ze geen ordi
naire misdadigers meer. Hier stond wel het een en
ander tegenover. Degenen die in naam van de
prins kaapten, moesten schippers met rust laten
die geld aan de prins afdroegen en dus prinsge
zind waren. Deze schepen kregen zogenoemde
convooi- of licentbrieven mee, met de opbrengst
waarvan de prins zijn opstand kon bekostigen.15
Schepen die niet over zo'n brief beschikten moch
ten door de kapers worden overmeesterd en naar
Vlissingen of Veere opgebracht. Hier werd eerst
geverifieerd of de schipper inderdaad zijn licen-
sen en convooien niet had betaald. Bij ingebreke
stelling werden schip en lading bij een prijzenhof
per opbod verkocht. De buit werd verdeeld tussen
kapers, de prins persoonlijk en de "gemene zaak".
Hendrik Somers leidde vanaf de overgang van
Veere naar de prins in april 1572 dit prijzenhof.16
Hij was de schoonvader van Daniel de Pottere,
een koopman te Veere aan wie verderop nog uit
gebreid aandacht zal worden besteed.17 Somers
wordt als leidende persoon in Veere genoemd die
tevens voor de prins de oorlogsuitgaven bijhield.18
Maar ondanks een zekere graad van organisa
tie door de prins, via kaperbrieven, licent- en
octrooibrieven was de situatie op de Noordzee
allesbehalve overzichtelijk te noemen. Zowel bij
de kapers als bij de kooplieden waren er personen
die zich niet in dit keurslijf lieten persen. Als
ongeregistreerde kapers zonder brief een schip
aanhielden, konden zij hun buit niet bij een prij-
zenhof aanbrengen. Zij brachten hun buit in het
holst van de nacht in schimmige Engelse haven
tjes aan land, waarna opkopers er wel voor zorg
den dat deze buit druppelsgewijs op de Engelse
markt kwam.19 Hiermee waren door de opkopers
grote sommen geld te verdienen. Een voorbeeld
van zo'n opkoper is Cornelis de Hooghe, die eerst
in Londen woonde maar later naar Ipswich ver
huisde en daar van deze duistere praktijken
leefde als een vorst.20 De Hooghe was goed inge
voerd in het Zeeuwse, want hij had geld geleend
van de al vermelde Paulus van Hertsbeke om een
handelsfirma op te zetten. Hij was samen met
Clara van Hertsbeke naar Engeland gevlucht en
had samen met de Antwerpse beeldenstormer
Lucas de Hailly van koningin Elisabeth een
octrooi gekregen op de fabricage van zeep in
Engeland en hij zou, toen de kaapvaart op de
Noordzee in 1575/'76 begon in te storten vanuit
Veere gaan handelen op Londen, samen met
Daniel de Pottere, de schoonzoon van Hendrik
Somers, burgemeester van Veere en beheerder
van het prijzenhof.21
Onoverzichtelijk
De jaren 1568-1576 zijn als uiterst onoverzichte
lijk te karakteriseren. Natuurlijk waren er eerlijke
schippers die op een keurige manier hun brood
verdienden met het transporteren van koopwaar.