Zeeland 26.1 Omgangs- en relatievormen uit de traditionele plattelandscultuur. Enige opmerkingen over het geografische aspect en enkele 'relicten'.1 15 Jan Zwemer "Met name in kleinere dorpen en afgezonderde geloofsgemeenschappen", aldus de historicus Otto Knottnerus (1959) die opgroeide in het Groninger Oldambt, "bestond nog in mijn jeugd een patrona gesysteem dat kenmerkend was voor het oude platteland." Knottnerus haalt vervolgens E.W. Hofstee aan uit diens bekende boek over deze regio. De boer zag er zichzelf in de jaren zestig nog als "de vertrouwde vertegenwoordiger van het groepje, dat onder zijn patriarchale leiding leefde. Hij was hun stem en het was niet geheel ten onrechte, dat hij hen als het ware vertegenwoor digde in de dorpsgemeenschap. Het was voor de arbeider niet 'een' boer, maar 'hun' boer, die als lid van de kerkenraad, als gevolmachtigde of hoe dan ook een rol van betekenis in het dorpsleven speelde."2 Studies zoals deze zijn er over het Zeeuwse platteland niet verschenen, maar Hofstees beschrijving moet ooit eveneens gegolden hebben voor aanzienlijke delen van deze met de Groningse kleistreken vergelijkbare provincie. Interessant is Knottnerus' observatie dat de "eigen regels en omgangsvormen" van de "oude plattelandscultuur" nog voorkwamen tot ver in het derde kwart van de twintigste eeuw. De afhankelijkheidsrelatie van arbeiders ten opzichte van de werkgever kende ook niet-economische componenten en daarbij was sprake van vrijwil lige keuzes. Het gebruikelijke nieuwjaars- en ver- jaardagsbezoek van een ex-werknemer aan zijn grootvader, landbouwer, ontlokte Knottnerus de opmerking: "De relatie tussen boer en groot knecht had iets eigenaardigs dat zich leek te ont trekken aan de onverbiddelijke wetten van de moderne tijd. Het sociale onderscheid werd even tjes overbrugd, maar ook telkens weer bevestigd in het dagelijkse verkeer. De één speelde de gulle gastheer, de ander de bescheiden gast." In een veel verder verleden hadden grote Oldambtster boeren losse arbeiders gesteund die zich opwerk ten tot keuterboer - de één had de arbeid van de ander nodig en andersom.3 In dit artikel onderzoek ik of ook in Zeeland na 1950 sporen van zulke regels en omgangsvor- men uit de oude plattelandscultuur voorkwamen. In aansluiting op Knottnerus' lokalisering van het fenomeen "met name in kleinere dorpen en afgezonderde geloofsgemeenschappen" vraag ik aandacht voor de geografische factor. Meer dan een zeer voorlopige inventarisatie wil dit artikel niet zijn. Het gaat ook niet over vormen van informeel leiderschap met een religieuze achter grond en 'status' op zich is evenmin aan de orde. Vertegenwoordigen De bekendste erfenis van het 'patronagesysteem' is de vrij algemene oververtegenwoordiging van boeren in plattelandsgemeenteraden. Zeeuwse gegevens bevestigen de conclusies uit nationaal onderzoek dat deze in wat afgelegen en kleinere gemeenten het langst voortduurde. Dat kwam niet alleen door het leiderschap dat aan landbouwers werd toegekend, maar ook doordat zij over meer tijd beschikten dan anderen om te vergaderen. Critici van het vooroorlogse bestel zoals de Wal- cherse schrijver H. Sturm, vermoedden overigens dat tijdens grote visites waar verschillende boe- ren-raadsleden aanwezig waren, informeel voor overleg voor de raadsvergaderingen plaatsvond: "Daar wier beslist wie gemeentesecretaris zou worden, wie wethouder en wat de nieuwe meester op school mocht verdienen... De neuzen waren vooraf toch al geteld."4 De afbraak van de relatieve boerendominantie in Zeeland voltrok zich soms geleidelijk, zoals te Mariekerke: tussen 1970 en 1986. Elders, zoals in Middenschouwen, vormden eerst de herindeling van 1960 en daarna de verkiezingen van 1970 versnellingsmomenten.5 In wat grotere gemeenten kon deze beweging al voor de herindeling flink op gang komen. Op Tholen, met gemeenten van minstens 1.300 inwoners, liep het percentage landbouwers in de gemeenteraden terug van 49 in 1953 tot 30 in 1970. In Poortvliet, Scherpe- nisse, Sint-Annaland en Oud-Vossemeer waren in 1970 drie van de zeven raadsleden boer, in het afgelegen Stavenisse echter maar één. De PvdA had er, net als in het 'rooie' Sint-Maartensdijk, Plattelandscultuur

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2017 | | pagina 17