Zeeland 26.1 9 De gemeenteraad van Biggekerke, 1930. V.l.n.r.: Pieter Schout Pzn, P. Polderman, Joos Koene, burgemeester S. Simonse, secretaris Pieter Florisse, Klaas Houterman, Leunis Krijger, Jan Huijsman. ZA, ZG, ZI, IV-1015. bij aannemers. Het zich groepsgewijs verhuren, ook buiten de eigen regio, kwam in Tholen al in de negentiende eeuw voor, maar gold denkelijk sinds de wederopbouwperiode vanaf 1945 grotere aantallen arbeiders.19 Waarschijnlijk voert het te ver om het verte genwoordigen van arbeiders door een informele leider een restant van traditioneel leiderschap te noemen. Het desbetreffende gedrag was immers in de nieuwe situatie adequaat - of zelfs dan pas ontstaan! - en de traditie behield dus een functie in een veranderende context. Hetzelfde geldt voor informeel overleg tussen buurt- en dorpsgenoten, dat eveneens nog tot ver in de twintigste eeuw voorkwam en denkelijk nog voorkomt. "In Gapinge", zo vertelde W.J. Sanderse, van 1982 tot 1996 wethouder in de gemeente Veere, "kon je bij een inspraakavond altijd merken dat men tevoren had overlegd. De aanwezigen kwamen met één standpunt." Hij contrasteerde dit gedrag met enerzijds Vrouwenpolder, waar de relatief recente verzuiling (na de Vrijmaking en de vorming van het GPV ruim dertig jaar tevoren) steevast voor tweedracht zorgde, en anderzijds met het stadje Veere waar individuele wensen en standpunten overheersten. Gapinge was de kleinste van de drie gemeenschappen (ca. 500 inwoners) en de meest agrarische van karakter. Hoe kleiner de gemeen schap, hoe gemakkelijker men uiteraard tot 'voor overleg' komt. Voor het merendeel van de relicten van tradi tioneel informeel leiderschap moeten we denke lijk net als Knottnerus afdalen van de publieke naar de persoonlijke sfeer. Relicten zijn overblijf selen van een vroegere situatie die dus minder goed passen in het heden en de neiging zullen hebben daarmee te botsen - denk aan de verwon dering van mijn Groninger collega. Honderden Zeeuwse plattelanders moeten na 1945 eveneens relicten van regels en omgangsvormen uit een meer traditionele samenlevingsvorm hebben mee gemaakt. Mijn eigen herinneringen zijn het duidelijkst over de familie van mijn vaders kant waarin ik - evenmin als in het Noord-Walcherse arbeidersmi lieu in zijn algemeenheid - nooit sporen van cli- entèleverhoudingen of opkijken tegen hoger geplaatsten heb ontdekt.20 Relaties werden aange gaan in een sfeer van gelijkwaardigheid en kwa men voort uit familieverwantschap, vriendschap, Plattelandscultuur

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2017 | | pagina 21