deze ondernemer afkomstig was. Net zoals andere boeren hadden zij in de oogsttijd behoefte aan flexibele arbeidsinzet oftewel aan een arbeidsre serve, maar anders dan de grote boeren beschik ten zij soms over weinig contanten om deze te betalen - op Walcheren gold dat in versterkte als de eerdergenoemde ondernemer opgegroeid als zoons van kleine landbouwers uit de driehoek tussen Oostkapelle, Aagtekerke en Domburg,22 misschien slechts gedrag dat voorheen gebruike lijk en gangbaar was geweest? Buurtgenoten en bij uitbreiding vrienden hielpen elkaar en wan- De gemeenteraad van Zuidzande, 1955. V.l.n.r.: Everwijn, Luteyn, Bruynooge, Vermet, Goedegebuur, Cappon, Du Bois, Van Cruyningen, Van Houte, De Vey. ZB, Beeldbank, rec.nr. 49240. mate in de jaren na de inundatie. Later hoorde ik, eveneens te Oostkapelle, verhalen daarover van anderen. Of ze "wilde helpen" bij de aardappel oogst, was de vraag die de vrouw van een boer rond 1950 stelde aan een bevriende jonge vrouw die daar in 1947 was komen wonen. "Dat heb ik één jaar gedaan", vertelde zij, "maar daarna niet meer." Zij had gewoond in Rilland met zijn grote landbouwbedrijven en dit soort als 'helpen' ver momde arbeid was haar onbekend. Een tweede verhaal speelt weer in de jaren zeventig, toen een agrariër, eveneens uit Rilland, zich in Oostkapelle vestigde. Zijn opgroeiende zoons werden door een kleine landbouwer uit de buurt bij drukte gevraagd een tijdje te helpen, maar kregen tot hun verbazing na afloop geen beloning.21 Verbazing overheerste in beide verhalen, en omdat er iets botste ook een lichte verontwaardi ging. Maar... kopieerden de betrokken boeren, net neer A. de ene keer hulp verleende aan B., kon het een andere keer B. zijn die aan A. bijstand ver leende. Men woonde immers in elkaars nabijheid en zou altijd beschikbaar zijn voor een weder dienst. Was het de hulpvragers simpelweg ont gaan dat dit traditionele plaatje voor anderen geen vanzelfsprekendheid (meer) had door de allang tevoren ingezette verzakelijking van het economisch leven? Botsingen rondom dergelijke overleefde ver schijnselen uit de informele economie lijken maar een korte fase, een tijdelijk verschijnsel, in de sociale geschiedenis van het Zeeuwse platteland te vertegenwoordigen. Al weet ik dat niet heel zeker. Ook de huidige Walcherse landbouwers, overblijvers in hun sector en vaak nazaten van zij die vroeger 'grote boeren' heetten, blijken op drukke momenten over een flexibele arbeidsre serve te beschikken die niet alleen uit familiele- Plattelandscultuur 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2017 | | pagina 23