i§ ding gedragen. Sitsen kamerjassen, slaapmutsen en scheerdoeken waren bij de hogere standen populair. Vrouwen en kinderen droegen vooral rokken en jakken van dit materiaal. Daarnaast werd sits ook in de woningen van de elite gebruikt in de vorm van wand- en bedbehang- sels, tafelkleden, spreien en servetten. Tegen het eind van de achttiende eeuw nam de populariteit af en werd sits vooral in de streekdracht gebruikt. Van vrouwen- en kinderkleding zijn tientallen stukken in de Nederlandse museale en particu liere collecties te vinden, ook behangsels en spreien zijn in ruime mate bewaard. Mannenkle ding is echter schaars. Nog zeldzamer zijn de spe ciaal bestelde kledingstukken voorzien van een familiewapen. Hierbij gaat het niet om algemene orders zoals die door de VOC in de 'Eisen van retour' geformuleerd werden, maar om privébe- stellingen. Net als bij het Chine de Commande- porselein kon men ook vanuit de Republiek met de eigen heraldische motieven beschilderde stof bestellen. Het ging daarbij vooral om grotere stukken als (bed)behangsels, spreien en tafelkle den. In de collectie van het Rijksmuseum is bij voorbeeld een fraaie palempore (beddensprei) van circa 1750 met het wapen van de Zeeuwse familie Steengracht te vinden. Bij kleding treft men met wapens beschilderde stof alleen bij scheerdoeken aan. De doek die aan het Genootschap in bruikleen is gegeven, was een dagelijks gebruiksartikel dat met lintjes om de hals geknoopt werd vooraf gaand aan het scheren. De oorspronkelijke glans- laag is door het vele wassen verdwenen en ook de kleuren zijn vervaagd. Toch blijft het een bijzon der stuk dat waarschijnlijk afkomstig is van Johan Guilielmus Schorer (1733-1783), schepen en raad in de vroedschap van Middelburg, gecommitteerde raad van Zeeland, raad ter admi raliteit en eigenaar van de buitenplaats Arne- stein. Een viertal naaiwerkjes Een tweede belangrijke aanwinst betreft een viertal achttiende-eeuwse merk-/stoplappen die door de Van Citters-Postma Stichting aan het Genootschap in bruikleen zijn gegeven. Ook zij zijn toegevoegd aan het bruikleen in het Zeeuws Museum. De eerste stoplap is duidelijk een werk stuk in wording. Er is nog volop ruimte op de lap en in het middenvak staat alleen de tekst "ANNO". Op de drie andere lappen staan echter initialen en jaartallen die identificatie van de maakster wellicht mogelijk maken. Op de enige - onvoltooide - merklap staan naast verschillende uitvoeringen van het alfabet en enkele merklap- HT.un:nrr, irmitin jqgwmwi Merk-stoplap, gemaakt door M. van Citters in 1748. In bruikleen van de Van Citters-Postma Stichting. Zeeuws Museum, inv.nrs. G15-002 t/m G15-005. motieven de letters CB. In de hoeken onderaan is het jaartal 1762 geborduurd. Twee van de stoplap pen blijken het werk van ene M. van Citters. Op het ene werkstuk staat in het middenvak "MVC ANNO" met in de hoeken van het vak het jaartal 1748, op het andere staat in het middenvak "Door mijn gedaan M van Citters bij Fransina Engels geyndigt den 17 september in jaar anno 1748". M. van Citters kan eigenlijk niemand anders zijn dan Magdalena van Citters (1737-1807). 'Mattie' van Citters was een dochter van burge meester Jacob van Citters en Anna Sara Boudaen. Haar jeugd bracht zij door in Middelburg, waar zij op school zeker naailessen gevolgd zal hebben. Dat hoorde immers tot de opvoeding van elke nette jongedame. Toen zij deze stoplap maakte, moet zij een jaar of elf geweest zijn. Van haar naailerares Fransina Engels is niet meer bekend dan dat zij in de Oude Kerkstraat woonde en in 1756 overleed. Magdalena zou op 23-jarige leef tijd trouwen met mr. Adriaan Isaac Hurgronje en Kunst en kunstnijverheid

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2017 | | pagina 27