Boreel gebouwd om het overtollige hemelwater van midden-Walcheren het kanaal in te pompen, zodat het bij Vlissingen en Veere naar open water geloosd kon worden. In 1924 waren veel van de vaak nog onbestrate wegen in de winter dus nog slecht begaanbaar door de wateroverlast. De geborgen grafplank Een tweede foto van De Bruyne toont de graf plank die Unger en hij wél konden bergen. De foto is genomen in een tuin, waarschijnlijk die van het buiten Duinbeek, waar de plank in voorlopige opslag lag. De plank is horizontaal, schuin ach teroverleunend tegen een paaltje gezet en een keer naar links opgeschoven om ook het voeten eind te kunnen fotograferen; daarna zijn de twee foto's aan elkaar gemonteerd. Opvallend is dat de menselijke resten - botten en kiezen - en het laagje grond er niet afvallen. Blijkbaar was de materie toen nog niet verdroogd. Welke van de vijf graven op het kaartje van Schoolmeester dit is, of dat dit het nieuw gevonden zesde graf is, weten we overigens niet. Het is wel de plank met de menselijke resten die nu onderzocht zijn. De Bruyne schreef erover: "De tweede foto (slecht) stelt een geraamte in een zeer vergane toestand voor. Alleen de dijbenen enz. zijn nog vrij intact, de rest van het gebeente valt uiteen als men het aanraakt. Bovendien is er door 'belangstellenden' in gewroet. Dit alles hoop ik te voorkomen door mij spoedig te laten waarschu wen (als er weer graven vrijkomen op het strand)."9 Hij trok de conclusie: "In ieder geval, de klei was geen bewoonde oppervlakte tijdens het begraven, want dan zou het grafgat ook met klei zijn gevuld en de beenderen goed bewaard zijn gebleven. De bewoonde oppervlakte lag boven de klei en bestond uit zandgrond."10 Dit is niet de laatste observatie van deze begraafplaats die ons bekend is. Op 15 november 1924 schreef P.J. van der Feen aan M. de Man: "Eindelijk ben ik vanmorgen bij laag water naar het strand gegaan. Tusschen de beide laatste paalhoofden (41 en 42) buiten Berkenbosch zijn 3 kisten nog zeer duidelijk zichtbaar, in een kreek, een decimeter onder water. Ik heb ze opgemeten, en stukjes schedel, die dreigden weg te spoelen, verzameld. Ik hoop, dat De Bruyne ze kan photo- grapheren nadat we de kreek ontwaterd hebben. Ze kunnen de volgende dagen voormiddags zicht baar zijn."11 Deze mannen, leeftijdgenoten, ken den elkaar goed en hielden elkaar op de hoogte. De bioloog P.J. van der Feen zou in 1925 M. de Man opvolgen als conservator van de archeologi sche collectie. Hij voorzag de brief aan De Man van een tekeningetje met de situatie ter plaatse, met de aanduiding "strandpaal 37 tusschen de paalhoofden 41 en 42" en een stukje strand dat hij aanduidt als "veenbank". De schets is ogen schijnlijk zuid-noord georiënteerd en veel een voudiger dan die van N. Schoolmeester.12 De twee bodemplanken - waaronder die met de menselijke resten die recentelijk onderzocht is - werden, zoals eerder vermeld, successievelijk naar het Genootschapsmuseum aan de Wagenaar- straat nr. 1 in Middelburg gebracht. De plank die Een in 1923 opgegraven bodemplank. ZA, ZG, ZI, 296-477b. Grafkisten op het stran

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2017 | | pagina 6