Zeeland 26.2
na. Voor diegenen echter die in 1682 leefden was
de laatste vloed in 1606 geweest, dus het is
logisch dat de schrijver die niet had meegemaakt.
In de correspondentie tussen ambtenaren over
overstromingsrampen worden vrijwel steeds ter
men gebruikt als "tempest vander zee", tempeest
of inundatie. Een hoge ambtenaar uit de zestiende
eeuw die veertig jaar in dienst was, maakte
immers de inundaties van 1509, 1511, 1530 en
1532 mee. Voor hem waren deze rampen gesne
den koek; bovendien zat zo'n man ergens in Gent,
Brussel, Rijsel of Den Haag. Zelfs de aanduiding
dat men nooit eerder zo'n vloed had gezien terwijl
er enkele jaren daarvoor nota bene een soortge
lijke ramp was geweest, moet als een soort stan
daarduitdrukking worden beschouwd. De termen
delugie, deluge en varianten daarop refereren aan
de zondvloed. De term heeft de lading van alge
mene afstraffing door God. Wat dat betreft
behoorden behalve strenge winters ook overstro
mingen tot het strafarsenaal van God.6 Daarnaast
is ook delugie een term die vooral de omvang van
de ramp wil illustreren. Het is een woord dat men
vanuit het geloof kende.
In feite zijn veel van de gebruikte termen om
de ernst en omvang van een overstroming aan te
duiden metaforen. Een verschijnsel dat overigens
van alle tijden is. Ook nu nog spreken velen
- vooral politici in verkiezingstijd - wenselijkhe
den, dwingende waarheden en zaken uit die groe
pen graag willen horen. Anderzijds worden ter
men en uitdrukkingen gebruikt die een totaal
andere lading hebben gekregen, zoals de uitdruk
king "My God!vaak gehoord wordt bij school
jeugd om uitdrukking te geven aan bepaalde
emoties, die overigens totaal los staan van chris
tendom of enige andere vorm van religie.
Ook zien we verschil in bronnen die recht
streeks en direct uit het getroffen gebied komen
en bronnen van veel verderaf of enige tijd later.
In de eerstgenoemde categorie treffen we sneller
wat emotionele uitingen aan dan in de tweede
categorie. In de tweede categorie komen we niet
zelden flagrante overdrijvingen tegen. Sommige
'bronnen' maken het zo bont dat er meer mensen
verdronken zouden zijn dan dat er in het gebied
woonden.
Een geheel andere categorie bronnen zijn de
pamfletten en boeken die over rampen gaan.
Hierin treffen we eerder een pleidooi aan om een
minder zondig leven te leiden dan een daadwer
kelijke, degelijke beschrijving van de ramp. Kijkt
men wie de schrijvers zijn, dan zijn dit in de
Republiek niet zelden predikanten. Een sprekend
voorbeeld is het boek dat in 1682 verscheen naar
aanleiding van de overstromingen door de storm
vloed van 26 januari in datzelfde jaar.7 Ouden-
Titelblad van een van de vele almanakken die sinds ca. 1600
verschenen.
hove was predikant en merkte op dat in alle lan
den God met plagen reageert op zonden waarbij
Hij gebruik maakt van de elementen van het kli
maat. Deze categorie schrijvers roept de zondaars
op tot inkeer, het middel daartoe is de overstro
mingsramp en het voorkomen van een volgende.
Wat dit betreft, is er weinig verschil met veel
middeleeuwse kronieken; vele werden immers in
kloosters geschreven. Uiteraard had de geestelijk
heid er alle belang bij de gelovigen op het goede
pad te houden. Eenmaal treffen we in een kroniek
aan dat een klooster door een grote brand was
verwoest. De opmerking dat dit de straf van God
was, ontbreekt hierbij echter.
Vervolgens is het van belang bij elke bron te
bekijken wie deze heeft geproduceerd en welk
belang de schrijver van een geschrift had bij de
ramp. Bij de zojuist genoemde pamfletten en
Perceptie van stormvloeden
57