aantal voor een kort leven. Voor die tijdgenoten,
maar ook voor mensen uit vroeger eeuwen waren
overstromingen frequent, dus 'normaal'. Deze
laatste kwalificatie treffen we zelfs juridisch ver
ankerd aan in het Vlaamse dijkrecht uit de mid
deleeuwen: wie de dijken niet kon houden, verliet
zijn dijkage en maakte recht van het abandon.
Bedijken was een zaak van overwegend particu
liere investeerders en als de onderneming mis
lukte dan liet men deze onder water staan. Zo'n
situatie was dus eigen schuld dikke bult! Dit
menselijk falen had weinig te maken met godde
lijke bestraffing. Uiteraard was er altijd het vang
net dat hieruit bestond dat derden de dijkage
overnamen en deze voltooiden of dat de vorst
deze overnam, zoals hij dat in 1530 in Saeftinghe
en bij Terneuzen deed.
Dat overstromingen in het verleden een 'nor
maal' verschijnsel waren, blijkt ook uit de eerste
grote overzichtskaarten van Zeeland en Noord-
Vlaanderen, zoals die van Christiaan sGrooten.
We zien op deze kaart uit circa 1560 vier land
schappen: de steden en nederzettingen, de pol
dergebieden, de overstroomde gebieden met
daarin nog de vele verdronken dorpen, en de
wateren. Bekijken we alleen Zuid- en Noord-
Beveland, dan is er eigenlijk geen plek te vinden
waar je meer dan tien kilometer van een polder
woont die is overstroomd. Noord-Beveland en het
later zo genoemde Verdronken Land van Zuid-
Beveland zijn eindeloze vlakten waarin de ene na
de andere kerktoren boven de golven uitsteekt. Is
het overdreven te stellen dat ouderen in de avond
uren de vele verhalen van al die verdronken dor
pen en kleine verdronken steden graag doorver
telden aan de jongeren, zeker wanneer het buiten
vreselijk tekeerging?
Aan al die grote verdronken oppervlakten
voormalig cultuurlandschap zat nog een ander
aspect. De verdronken landen vormden voor de
inwoners uit de aanpalende polders een belang
rijke bron van inkomsten. Hier werden de scha
pen en koeien geweid. Hier werden bij laagtij veel
bruikbare bouwmaterialen weggehaald. Hier wer
den ook scheepsladingen klei weggehaald om
elders in dijken te worden verwerkt en er werd op
bepaalde plaatsen ook gemoerd. Kortom, een ver
dronken polder vlak naast de deur kon een
belangrijke bron van inkomsten zijn. Hier dringt
zich de vergelijking op met het bewust doen
stranden van rijkbeladen schepen, zodat men zich
te goed kon doen aan het wrak en zijn inhoud.
Eigenbelang is dus een tijdloos verschijnsel.
Niet alleen het kaartbeeld herinnerde de tijd
genoot aan vroegere overstromingsrampen, ook
het aanbrengen van een peil bij bruggen en slui
zen waar de hoogte van vroegere overstromingen
te zien zijn, hield de herinnering levend. Vloed-
peilen werden op deze wijze dus een wezenlijk
onderdeel van het collectief geheugen van een
gemeenschap die leefde met het gevaar van over
stroming. Het aanbrengen van vloedpeilen zien
we vooral langs de Waddenzeekust in diverse
havensteden, ook bij bruggen in grote steden
langs de grote rivieren. In Zeeland hebben onge
twijfeld ook dergelijke vloedpeilen bestaan, maar
deze zijn door het voortdurend aanpassen van
bruggen en sluizen feitelijk verdwenen. Wel
bestaan er nog in oude gebouwen.
Conclusies
In dit artikel is onderzocht hoe de tijdgenoten
overstromingen een plaatsje gaven in hun denk
wereld. Perceptie van overstromingen biedt ons
een complex beeld. Enerzijds is daar het besef
van menselijk falen dat op allerlei manieren werd
onderbouwd. Anderzijds is daar het beeld dat God
straft, dus ook met overstromingen. De kerk, die
lange tijd het monopolie over kennis en geletterd
heid had, maakte van overstromingen gebruik om
de zondaars op het rechte pad te krijgen. De grote
massa, die het meest te lijden had van natuur
rampen en dus ook overstromingen, volgde deze
visie alleen al om het simpele feit dat zij de ken
nis om dit te weerleggen veelal ontbeerde. Vele
rijken, onder wie vaak ook verantwoordelijken
voor overstromingen, deelden die mening omdat
tegen het goddelijk ingrijpen weinig was in te
brengen en dit hun eigen falen verbloemde.
Een bijkomend en lastig in te schatten ken
merk van het bronnenmateriaal over overstro
mingsrampen is de wijze waarop deze zijn ver
woord. Daarbij is het noodzaak om door alle
metaforen en beeldspraak heen te kijken en te
doorgronden wat nu werkelijk wordt bedoeld. Ook
hebben we gezien dat het een misvatting is als
zou er nu niemand meer zijn die overstromingen
als goddelijke interventie ziet.
Ten slotte is duidelijk geworden dat mensen
voor 1800 gewend waren te leven in een gebied
met overstromingen, gelet op het kaartbeeld van
Perceptie van stormvloeden