Zeeland 26.3
klaring was hij bevreesd voor het communisme
en voelde hij zich aangetrokken tot het pro
gramma van Musserts beweging. Zijn lidmaat
schap zal op prijs gesteld zijn. Meerkamp van
Embden aanvaardde bovendien een zetel in de
Nederlandsche Kultuurraad. Deze raad was in
juni 1941 door een afdeling van het commissari
aat-generaal van Verwaltung und Justiz onder
leiding van dr. F. Wimmer - een van Seyss-
Inquart Generalkommissare - bedacht. De parti
cipatie van de Middelburgse rijksarchivaris is ook
nog interessant in verband met de herbouwplan
nen van de stad, waar de Kultuurraad zich heftig
tegen verzette. Het toetreden van Meerkamp van
Embden tot Musserts beweging was zeker de ach
tergrond van de bestuurscrisis in 1941 in het
Genootschap, maar de directe aanleiding was het
voorstel van deze secretaris om zoals de voorzit
ter in 1945 zei 'een ongewenst persoon' het lid
maatschap aan te bieden. De andere bestuursle
den hebben dat afgewezen. In zijn rede bij de
naoorlogse hervatting der werkzaamheden van
het Genootschap sprak voorzitter Quarles van
Ufford over wat er was voorgevallen en over wie
Meerkamp van Embden was gestruikeld: hij had
niemand minder dan de Duitse vertegenwoordiger
in Zeeland van Seyss-Inquart, de Beauftragte
Münzer tot lid van het Genootschap willen
maken.12 Omdat hij zo'n buitengewoon belang
stelde in de Nederlandse cultuur. Münzer kocht
voor zijn bureel werk van Walcherse schilders,
zong de lof over het landschap en het Zeeuwse
ras, vond de klederdracht en het dialect geweldig
en traditionele volksvermaak als ringrijden
onlosmakelijk verbonden met een gezonde cul
tuur. Bovendien organiseerde hij op zijn buiten
Der Boede culturele bijeenkomsten. Meerkamp
van Embden zal in hem een verwante geest
gezien hebben. Münzer kwam in het najaar van
1940 in Zeeland. Toen had de secretaris zich
tegen zijn lidmaatschap van het prestigieuze
genootschap verzet, maar tegen de tijd dat in
1941 op de algemene vergadering nieuwe leden
benoemd zouden worden, had Meerkamp van
Embden zijn mening aangepast.
Een citaat over deze kwestie: 'Toen hem
[=Meerkamp van Embden] van verschillende zij
den ondubbelzinnig bleek, dat men van soortge
lijke encanailleering niet gediend was, een
bestuursvergadering ten overvloede nadrukkelijk
vaststelde, dat van eenig vrijwillig contact met de
Duitschers geen sprake kon zijn, tenslotte mede
werking geweigerd werd een Duitschgezind ele
ment, door hem zelf het jaar te voren geketst, als
lid voor te dragen, nam hij [Meerkamp van Emb-
den] ontslag als secretaris.' De verslaggever van
De Stem (1 december 1945) tekende op, dat Meer
kamp van Embden 'probeerde de poorten open te
krijgen voor den bezetter, onder het motto dat
Münzer zoo'n vriend der Nederlandsche cultuur
was.' De voorzitter releveerde in dit verband dat
door deze affaire het bureau van Münzer had
geklaagd bij het departement dat Meerkamp van
Embden om politieke reden gedwongen was af te
treden. Indien de nu voormalige secretaris deze
kwestie niet had opgehelderd, was zo goed als
zeker het Genootschap met opheffing bedreigd.
Het genootschappelijk Museum
Het museum van het Zeeuwsch Genootschap zal
in de loop van de winter 1940/1941 weer ter
beschikking gekomen zijn voor de activiteiten en
de vergaderingen. Ook zullen de voorwerpen en
de verzamelingen, voorzover gespaard, wel weer
zijn teruggekomen. Er was immers geen gevaar
meer voor schade. Toch is het gebouw tijdens de
oorlog nog voor andere zaken gebruikt. 'Het
gebouw zelf heeft vriend en vijand binnen zijn
muren geherbergd', sprak de voorzitter via zijn
secretaris op de eerste naoorlogse bijeenkomst.
Tijdens de laatste dagen van de bezetting bivak
keerden er Duitse soldaten, terwijl op de bene
denverdieping zo'n 150 vluchtelingen een schuil
plaats hadden gevonden. Korte tijd was er daarna,
vóór de vestiging van het Militair Gezag, een
afdeling van de Ordedienst in gehuisvest.
Het Genootschap met het museum heeft tij -
dens de bezetting zijn activiteiten niet opge
schort, waardoor het geconfronteerd werd met de
nazificering van de staat en het openbare leven.
Een belangrijk element hiervan waren de anti-
joodse sancties. Na enige tijd werden de joodse
leden niet meer toegelaten tot de bijeenkomsten;
in ieder geval mochten zij geen lid meer zijn.
Evenzeer werd opgedragen de naam van de
koningin als beschermvrouwe achterwege te
laten. Het genootschapsbestuur heeft daarop
besloten geen ledenlijsten meer te publiceren. De
voorzitter van het Genootschap, Quarles van
Ufford, heeft in zijn toespraak in november 1945
daarover een passage opgenomen: 'Zo straks heb
!eeuwsch Genootschap