ik herinnerd aan de bijzondere positie waarin
onze Joodsche medeleden kwamen te verkeeren.
Geen hunner werd door ons van de ledenlijst
afgevoerd. Het initiatief daartoe is door hen zelf
genomen. Zij hebben ons daardoor ongetwijfeld
groote moeilijkheden bespaard.' Bij nader inzien
roept een en ander vragen op. Hebben de joodse
leden collectief in onderling overleg zichzelf als
lid teruggetrokken of betreft het hier individuele
opzeggingen door gedwongen vertrek die per
saldo voor het Genootschap goed uitpakten?
Heeft het bestuur van het Genootschap geweigerd
de joodse leden de wacht aan te zeggen? Heeft
men schorsing van alle activiteiten, c.q. tijdelijke
opheffing van het genootschap, overwogen?13
Waarschijnlijk niet.
In dit verband is er nog een kwestie. Volgens
de verslagen werd het museum door talrijke indi
viduele Duitsers bezocht. In de loop van 1941
ondernam de WA-afdeling van Meerkamp van
Embdens partij, als ook van andere nationaal-
socialistische groeperingen (zoals de NSNAP)
verschillende anti-Joodse acties. In het voorjaar
van 1942 gaven de Duitsers het Nederlandse
bestuur opdracht tot verdere segregatie van de
joodse Nederlanders. Parken, bepaalde straten,
musea, bioscopen, scholen en verenigingen wer
den voor joden tot verboden gebied verklaard.14
Het museum van het Zeeuwsch Genootschap
kreeg eveneens met deze maatregel te maken. Het
leidde niet tot sluiting van het museum. De voor
zitter heeft zich in november 1945 als volgt ver
antwoord:
Door den commissaris van politie te dezer stede
werd in opdracht van de Duitsche autoriteiten
bevolen, dat vóór een bepaalden datum het
hatelijk bordje: "Voor Joden Verboden", dit
symbool onzer machteloosheid, op duidelijk
zichtbare wijze aan het museumgebouw moest
worden aangebracht, nadat reeds vroeger be
volen was de Joodsche namen van de ledenlijst
te schrappen en den naam van onze Bescherm
vrouw uit de publicaties van het Genootschap
te verwijderen. Het Bestuur heeft gemeend deze
laatste moeilijkheden te kunnen omzeilen door
de ledenlijst voortaan niet meer af te drukken.
Alvorens een definitief besluit te nemen al dan
niet tot sluiting van het museum over te gaan,
werd den wnd. secretaris verlof gegeven zich
bij het betrokken departement naar deszelfs
standpunt in soortgelijke aangelegenheden te
informeren, dat nadrukkelijk adviseerde tot
aanbrenging over te gaan, zooals in het geheele
land geschiedde. In overleg met mij, die sinds
ruim anderhalf jaar was uitgewezen, zou den
overigen bestuursleden worden voorgesteld tot
sluiting van het museum over te gaan, gezien
zijn particulier karakter, en de gevolgen af te
wachten. Bij terugkeer te Middelburg bleek, op
nadrukkelijken last van den waarnemenden
voorzitter, het bordje niettemin te zijn aange
bracht. Na rijp beraad besloot het Bestuur zich
bij dit fait accompli neer te leggen en bleef
deze vernederende mededeeling het gebouw tot
de bevrijding toe ontsieren.
In de krantenverslagen van de bijeenkomst
staat dat het bordje is opgehangen op last van mr.
Van der Veur, de Middelburgse gemeentesecreta
ris, kennelijk op dat moment fungerend als waar-
Het portret van Michiel de Ruijter geschilderd door Ferdinand
Bol dat tot 1940 in het Museum van het Zeeuwsch Genoot
schap heeft gehangen. Zeeuws Museum.
96
Zeeuwsch Genootscha