Zeeland 26.3
aanzien genoten onder de Germanen. Naast deze
karakterschets door Tacitus roepen de archeologi
sche gegevens ook een ander beeld op. Volgens
die gegevens hadden de Chauken goede contacten
met andere kustbewoners, die door de komst van
de Romeinen ernstig beperkt werden. Het is dus
mogelijk dat de plundertochten van de Chauken
alleen als verzet tegen de Romeinen waren
bedoeld en niet voortkwamen uit een eigen cul
turele traditie.
In Heemschut, het tijdschrift voor behoud van
erfgoed (2017, 2) houdt M. Bosch een pleidooi
voor dijkbehoud in de Schermer. Eeuwenoude
dijken moeten om veiligheidsredenen versterkt
worden. Als er geen rekening wordt gehouden
met cultuurhistorische waarden gaat veel uniek
landschap verloren. Het is belangrijk een goede
balans te vinden tussen financieel economische
belangen en een aantrekkelijk cultuurhistorisch
gebied. De auteur behandelt de ontwikkelingen
vanaf ongeveer 1250, toen de West-Friese
omringdijk is ontstaan. In de 17e eeuw ging men
gebruikmaken van een bemaling met 52 molens,
die alle met watergangen aan elkaar geschakeld
waren tot één groot molensysteem. Dit werkte zo
goed dat men pas in 1930 overging op gemalen.
De oude dijken hebben een karakteristieke steile
vorm en dragen veel sporen uit het verre verle
den, maar moeten wel aan nieuwe veiligheids
normen voldoen. De erfgoedvereniging Heem
schut Noord-Holland heeft, met een aantal andere
erfgoedorganisaties, door gesprekken en het
indienen van een zienswijze druk uitgeoefend
op het hoogheemraadschap om een aanpak te
bepalen waarin veiligheid en cultuurhistorie
samen gaan. Gelukkig schenkt het hoogheem
raadschap in zijn plannen nu meer aandacht
aan de bijzondere historische aspecten van de
dijken.
Voor Domburg is het van belang dat Heem
schut invloed probeert uit te oefenen om de sloop
van de historische KPN kabelcentrale en een rij
voormalige vissershuisjes te voorkomen. Een pro
jectontwikkelaar wil daar een 'vitaliteitshotel'
bouwen, met een dusdanige omvang dat het de
hele omgeving domineert. Heemschut wil herbe
stemming van het entreegebouw bepleiten en
behoud van de gevels aan de Weverijstraat. Sloop
en nieuwbouw van de KPN centrale zal volgens
de vereniging veel kostbaarder zijn.
In het Jaarboek 2016 van het Koninklijk Limburgs
Geschied- en Oudheidkundig Genootschap zijn drie
archeologische studies geplaatst. In het eerste stuk
beschrijft L. van Diepen de Romeinse grafvelden
en nederzettingssporen in Heel. De twee andere
studies vormen een tweeluik over een opmerkelijk
kandelaartje, gevonden bij opgravingen in Haagsit-
tard. H. Stoepker belicht het object archeologisch
en E. den Hartog kunsthistorisch. De tinnen kan
delaar is een eliteobject met een vormgeving die
het ridderlijk gedachtegoed van de late 12e eeuw
verbeeldt. Het kan goed gepast hebben bij een lid
van de lagere adel, die zich een tinnen kandelaar of
waskaarsen kon veroorloven. Den Hartog legt uit
waarom deze kandelaar een heel bijzonder object
is, dat als drager van een symbolische vlam laat
zien waar het ridderideaal voor stond. Dat ridder
ideaal had zich onder invloed van de kerk ontwik
keld: het geloof en de zwakken in de maatschappij
moesten verdedigd worden, en daarbij was het
gebruik van wereldlijke wapens gerechtvaardigd.
De auteur behandelt de betekenis van de figuren
op de kandelaar en toont vergelijkbare ontdekte
objecten.
L. van Cann constateert in 'Marokkaanse
mijnwerkers in de perceptie van autochtone Lim
burgers, 1963-1985', dat de ervaringen met
Marokkaanse arbeiders in het begin van de jaren
zestig, op taalproblemen na, zeer positief waren.
Ze waren leergierig en gemotiveerd, rustige en
bereidwillige werkers. Het ziekteverzuim was
aanzienlijk lager dan bij de Nederlandse collega's.
Doordat de mijnbouwbedrijven zich bewust
waren van het belang van goede opvang werd er
veel gedaan voor deze tijdelijke immigranten. Dat
wekte echter weerstand op bij de Nederlandse
mijnarbeiders en ook bij de rest van de bevolking.
Eerst was het 'anders-zijn' van de Marokkanen