Parijs naar Londen in 1938. Vanaf 1931 neemt
Moss deel aan de Salon des Surindépendants.
Deze jaarlijkse expositie geeft onder meer een
beeld van de nieuwste ontwikkelingen op het
gebied van de beeldende kunst. In 1932 introdu
ceert Mondriaan haar bij de kunstenaarsgroep
Abstraction-Création: Art non figurative. Deze
nieuwe groep constructivistische kunstenaars is
het vervolg van Cercle et Carré, waarvan Moss
geen lid was. Deze groepen hebben als doel het
hoofd te bieden aan de alomtegenwoordigheid
van de surrealisten. Voortdurend worden er
exposities van constructivistische werken geor
ganiseerd in de Salon des Réalités Nouvelles,
ondersteund met de uitgave van een periodiek.
Deelnemers zijn onder andere Piet Mondriaan
(1872-1944), Jean Albert Gorin (1899-1981),
Georges Vantongerloo (1886-1965), Theo van
Doesburg (1883-1931), Naum Gabo (1890-1977),
Michel Seuphor (1901-1999), Ben Nicholson
(1894-1982) en zijn latere echtgenote Barbara
Hepworth (1903-1975) en Moss. Voor het jaarboek
(cahiers) van Abstration-Création zal Moss twee
maal (1933 en 1934) een uitvoerige maar nogal
technische en een haast wat kille bijdrage leve
ren.
Iedere woensdag is er een bijeenkomst van de
groep in het populaire kunstenaarsrestaurant
Closerie des Lilas aan de Boulevard du Montpar-
nasse. Moss en Nijhoff zijn waarschijnlijk zelden
aanwezig; nooit komen zij voor op de talloze
foto's die tijdens deze samenkomsten worden
gemaakt. Bescheiden als zij is, kiest Moss liever,
zoals eigenlijk gedurende haar hele leven, voor de
anonimiteit.
Moss en Mondriaan
Hoewel zij elkaars werk als gelijkwaardig
beschouwen, zou Moss Mondriaan hebben gezien
als haar grote 'leermeester'. De belangstelling en
waardering voor elkaars werk is wederzijds en
Moss zal tot halverwege de Tweede Wereldoorlog
contact met Mondriaan houden. Maar erg volg
zaam is zij niet. Zo gebruikt zij in haar werk,
naast olieverf, ook andere materialen, zoals hout
en touw en past zij in 1930 als eerste de dubbele
lijn in haar geometrisch abstracte schilderijen
toe.
Een revolutie die al gauw gevolgd wordt
door Jean Albert Gorin en naderhand, vanaf
1932, door de 'leermeester' zelf. Mondriaan zelf
zegt hierover tegen Moss, die in een brief aan
hem haar theorie met betrekking tot de dubbele
lijn uiteenzet, bij de eerstvolgende ontmoeting,
het volgende: 'Ik heb de brief niet helemaal kun
nen volgen. Cijfers zeggen mij niet zo erg veel'.
'Compositie in Wit en Zwart', 1930,
olieverf op doek 54 x 45 cm.
Bij Moss liggen er diverse overwegingen ten
grondslag aan het invoeren van de dubbele lijn.
Ten eerste: de enkele lijn verdeelt het canvas,
waardoor de compositie vlakverdeling wordt en
het schilderij een gesloten eenheid. Verder maakt
de enkelvoudige lijn de compositie statisch. Als
logisch gevolg hiervan maakt de dubbele lijn of
een meervoud hiervan de compositie statisch
dynamisch: 'a continuity of related and inter-rela
ted rhytm in space', wordt dan mogelijk gemaakt.
De statische werking die de neoplasticistische
beeldtaal tot dan toe kenmerkte, wordt zo opge
heven. Voor Marlow Moss betekent het gebruik
van de dubbele lijn een eerste middel om bewe
ging aan te duiden op het platte vlak. Haar motto
was immers: 'space, movement light!'