TURBULENTE TI]DENïï,''rr^ Katie Heyning, Turbulente tijden Zorg en materiële cultuur in Zierikzee in de zestiende eeuw, Hilver sum 2017, 317 pp., ill., ISBN 978-90-8704-640 8. Prijs 35,- Het zijn zonder twijfel buitengewoon rijke histo rische bronnen die Katie Heyning voor haar stu die van de elite in het zestiende-eeuwse Zierikzee heeft gebruikt. Zowel de archieven van de wees kamer als de boedelinventarissen bevatten een schat aan informatie over de meest uiteenlopende onderwerpen uit de geschiedenis, een welhaast onuitputtelijke bron waaraan menig onderzoeker zich kan laven. Wie iets te weten wil komen over bijvoorbeeld geloofsopvattingen, sociale zorg, opvoeding, scholing, materieel bezit of kleding in vroegere tijden, zal in deze stukken veel van zijn gading vinden en na lezing van het fraai vormge geven en geïllustreerde boek had ik het gevoel dat geen enkel detail van dit alles aan de aan dacht van de schrijfster is ontsnapt. Heyning onderzoekt de leefwereld van de welgestelde burgers in Zierikzee in de tweede helft van de zestiende eeuw, toen vrijwel alle ste den in de Nederlanden als gevolg van de Opstand 'turbulente tijden' doormaakten. Welke belang stelling hadden ze? Hoe zagen hun huizen eruit? Waaruit bestond de zorg die zij aan onderwijs en opvoeding besteedden? Hoe was de zorg voor weeskinderen georganiseerd? Over welke interna tionale contacten beschikten ze en wat daarvan merkbaar in hun dagelijks leven? Hoe zag hun kleding eruit? Welke gevolgen had de Reformatie voor dit alles? De vele vragen die worden gesteld en de vaak uiterst gedetailleerde beschrijving van de verschillende onderwerpen maken het voor een recensent moeilijk om een beknopte samen vatting te maken van dit boek. Toch waag ik een poging. In het eerste hoofdstuk gaat de schrijfster in op de zorg voor weeskinderen die in de steden in handen was van 'Weeskamers'. In Zeeland kon men ze vanaf het begin van de zestiende eeuw vinden in Middelburg, Veere, Vlissingen, Goes, Zierikzee, Reimerswaal en Tholen Met armenzorg hadden deze kamers weinig te maken. Minderja rige kinderen van wie de ouders waren overleden, moesten worden beschermd. Het toezicht op een juiste afwikkeling van de nalatenschap, het beheer van de erfenis en de benoeming van een voogd behoorden tot de voornaamste taken van de weeskamer. De weesmeesters, veelal 'goede, bequaeme, wyse ende rijcke' mannen, werden door de burgemeesters en schepenen aangesteld. FT""1 Tf T f" Sk T H MATHSll Tot voogd werd in de regel een familielid aange steld. De voogdij duurde in de regel tot het wees kind de leeftijd van twintig jaar had bereikt. Op de voogd drukte een zware last. Behalve het beheer van de erfenis was de voogd verantwoor delijk voor de opvoeding van de kinderen. Medi sche zorg, opvoeding, scholing, het vinden van een baan: het kwam allemaal op de voogd neer. Uitgebreid gaat de schrijfster in op de scholing van de weeskinderen, waarbij opvallend is dat ook meisjes goed basisonderwijs genoten. Hoewel het onderwijs voor de jongens gevarieerder was en meer mogelijkheden bood tot doorstroming, hadden meisjes uit de betere kringen eveneens toegang tot bijvoorbeeld de Franse school. In welke vakken kregen de kinderen les, van welke 144 B o e k b espreki n g e

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2017 | | pagina 30