slag moet liggen. Waarschijnlijk heeft de auteur
zich geworpen op het historisch bronnenmateri
aal, in dit geval de boedelinventarissen en de
archieven van de weeskamer, om vervolgens van
daaruit haar verhaal te schrijven. Aangezien de
bronnen echter informatie geven over de meest
verschillende onderwerpen, is het moeilijk om
deze in onderlinge samenhang te beschrijven.
Wat is, om maar een voorbeeld te geven, het ver
band tussen wezenzorg, modieuze kleding en
onderwijs?
Een tweede kritiekpunt betreft de literatuur
lijst. Weliswaar is het aantal boeken dat ze
gebruikt heeft overweldigend, enkele belangrijke
standaardwerken over het leven van de stedelijke
elite in vroegere tijden ontbreken. Zo zocht ik
tevergeefs naar de in 1985 verschenen disserta
ties van J.J. de Jonge, L. Kooijmans en M. Prak
over respectievelijk Gouda, Hoorn en Leiden.
Hoewel deze studies zich richten op de situatie in
de achttiende eeuw is het vreemd dat Heyning er
geen gebruik van heeft gemaakt, al was het
alleen maar als methodisch voorbeeld. Nog
vreemder is dat ze geen melding maakt van het
onderzoek dat mijn vroegere promotor, de Rotter
damse hoogleraar H. van Dijk, samen met zijn
collega D. Roorda eind jaren zeventig heeft
gedaan naar de netwerken en sociale mobiliteit
van het patriciaat in Zierikzee in de vroegmo
derne tijd.
Dit alles neemt echter niet weg dat ik veel
bewondering heb voor de enorme prestatie die de
auteur heeft geleverd. Het moet een immense klus
zijn geweest om op basis van primaire en niet
altijd even toegankelijke bronnen een kleurrijk
beeld te schetsen van het leven in een stad in
'turbulente tijden'.
Albert L. Kort
Historicus
Leraar voortgezet onderwijs te Goes