Appeltjes van het Meetjesland, het jaarboek van
het Historisch Genootschap van het Meetjesland
2017 begint met een artikel van P. van de Woes-
tijne: 'Drie Brugse humanisten: Laurinus, Smetius
en Golzius', in het Nederlands: Marc Lauweryn,
Martijn De Smet en Hubert Goltz. Zij werden alle
drie in het eerste kwart van de 16e eeuw geboren.
Smetius en Golzius zagen beiden dat er nogal wat
verkeerd ging in de Roomse kerk en werden over
tuigde gereformeerden. Smetius werd zonder
vorm van proces aan een boom opgehangen. Gol-
zius moest Brugge verlaten uit vrees voor moei
lijkheden. Laurinus die braaf in het katholieke
kamp was gebleven kwam in moeilijkheden toen
Gent in 1577-1578 in handen van een calvinisti
sche volksleider was gevallen. Hij werd verban
nen uit Gent. Drie geleerde humanisten die het
allen door de tijdsomstandigheden zwaar te ver
duren kregen.
Van dezelfde auteur is de biografie van Oktaaf
Steghers, Eekloos journalist en schrijver van
streekromans. Steghers werd geboren in 1889 in
Eeklo. Als scholier begon hij al te publiceren en
in 1904 behoorde hij tot een groep jonge katho
lieke schrijvers die de bekende Vlaamsche Kunst
bode van de ondergang redde. Hij was een van de
oprichters van de literaire tijdschriften Nieuw
leven en Ons Vlaamsche Volk, die beide geen lang
leven beschoren waren. Oktaaf Steghers koos
resoluut de kant van het volk, was een volbloed
democraat met sympathie voor het socialisme.
Naast zijn journalistieke werk schreef hij novel
len en romans. Hij nam steeds radicaler Vlaamse
standpunten in, en hoopte in de Eerste Wereld
oorlog met hulp van de bezetter de Vlaamse eisen
verwezenlijkt te zien: vernederlandsing van het
openbare leven in Vlaanderen en van de Gentse
universiteit, en onafhankelijkheid van Vlaande
ren. Volgens de biograaf is hij een vernieuwer
van de streekroman en verdient zijn laatste
roman, Mon uit 't Leen een plaats naast het betere
werk van zijn tijdgenoten Gerard Walschap en
Marnix Gijsen.
In de Handelingen der Maatschappij voor Geschie
denis en Oudheidkunde te Gent (2015) is een arti
kel van O. Eloor opgenomen: 'De oordeelvinders
van het leenhof van de Sint-Pietersabdij aan het
einde van de 14e eeuw'. Het moderne recht heeft
voor een groot deel zijn wortels in middeleeuwse
en vroegmoderne ontwikkelingen en daarom is
een grondige kennis van de personen door wie
dat recht werd gevormd van belang voor het ont
staan en de logica van het hedendaagse recht.
Een leenhof had, zoals iedere oud-Vlaamse recht
bank, een tweeledige samenstelling. Er was een
maner en een college van oordeelvinders, en het
proces bestond uit vraag en antwoord tussen deze
twee. De maner stelde vragen en in antwoord
hierop konden de oordeelvinders een vonnis vel
len. Over de oordeelvinders is weinig literatuur.
De auteur probeert een invulling van dat hiaat te
geven door de oordeelvinders te onderzoeken van
één specifiek leenhof, dat van de Gentse Sint-Pie
tersabdij aan het eind van de 14e eeuw. Eerst
wordt hun sociale achtergrond besproken. Daarna
behandelt hij de andere juridisch-administratieve
taken die zij naast hun rol als oordeelvinder ver
vulden en vervolgens geeft hij een aantal rede
nen waarom bepaalde personen als oordeelvinder
optraden.
U. Müller schreef: 'Particuliere kunst- en
antiekverzamelaars in negentiende-eeuws Gent,
door de lens van internationale reisliteratuur'. Die
Gentse particuliere verzamelingen genoten inder
daad vooral tijdens de eerste helft van de negen
tiende eeuw een bijzondere faam. In veel reisgid
sen uit deze periode wordt verwezen naar het
grote aantal en de diversiteit van de lokale privé-
collecties. De auteur gaat in op de smaak en de
verzamelactiviteiten van de belangrijkste Gentse
verzamelaars en onderzoekt hun participatie aan
en hun betekenis voor het culturele leven in de
stad. Die verzamelaars blijken heel belangrijk
geweest te zijn in de herwaardering, het bewaren
en bestuderen van het lokale en nationale erf
goed, in een tijd waarin de openbare musea nog
in de kinderschoenen stonden en nog maar een
bescheiden invloed hadden.
70 Aanwinsten