Zeeland 27.3 De visualiteit van en in Rosenbooms taal brengt dit in beeld en een cinematografische leeshou ding vraagt daar aandacht voor. Wordt het een maal gezien dan lokt het ook een moreel oordeel uit en aldus een andere vorm van identificatie dan een idiopathische. Zo kan ik binnen de roman wijzen op de ongelijkwaardige relatie tus sen de man (als voyeur) en de vrouw (als lustob ject), de sociaal-maatschappelijke hiërarchische verschillen, de objectivering van het vrouwelijk lichaam, het misbruik van personeel, de seksuele met taboes omgeven handelingen en het enorme dierenleed dat Gewassen vlees bevat. En, niet minder onbelangrijk: zij zijn alle niet direct ver bonden met en afhankelijk van het opgeroepen verleden van de 18e eeuw.15 Laat ik op dit gebied één voorbeeld uitwerken. Het is een sterk politiek-ideologisch voorbeeld. In de roman bezit één van de belangrijkste persona ges (naast Willem Augustijn van Donck en diens vader), buurman Bergsma, een slaaf(je). Bergsma is eigenaar van deze slaaf Bongo. Lezers maken met hem voor de eerste maal kennis op bladzijde 62 via een bijzin: zoals hij ook steeds bezwaren uit tegen het negerknaapje dat Bergsma houdt....16 Vervolgens keert Bongo regelmatig in de tekst terug waarbij het commentaar en de beelden gekenmerkt worden door paternalisme, een hoge mate van laatdunkendheid en gruwelijkheid. Ik geef ter illustratie drie citaten: "Bitter herinnerde hij zich nu ook de volgende schelmenstreek van de ontvanger-generaal toen deze, andermaal belegerd, hetzelfde kunstje nog eens proberen wou maar nu met zijn negerknecht, die tot vermaak van de meute op een trommeltje moest roffelen; het gevolg was deze keer echter dat de razende troep nog veel getergder raakte en met stenen de zwartman een oog uitgooide, het trommeltje tegen de muur aan stukken sloeg." (Gv: 123) "De ontvanger-generaal liet het ventje telkens weghuppelen tot de riem strak stond, dan haalde hij hem weer in, moeizaam, omdat de knaap zich als een tijman in het tuigje liet hangen; het was een woordeloos plezier, ook de mensen aan de kant waren vermaakt." (Gv: 170) ook ik heb een sterfgeval mede te delen: eergisteren is mijn jonge vriend Bongo overleden, doodgeknuppeld door onverlaten in een steeg." (Gv: 450) Wordt Bongo in het laatste citaat door Bergsma -de ontvanger-generaal- jonge vriend genoemd, in andere fragmenten bedienen Willem Augustijn en de verteller zich van pikzwart negerknaapje, negerknecht, negerjongen, slaaf, ventje, negertje, zwartmannetje, zwarte kereltje en makaak om de Surinaamse jongen, die meesten tijds aan de leiband zit, te typeren. Uiteindelijk wordt de door zinloos geweld omgebrachte jongen opgezet waarbij een dienblad op zijn handen wordt geschroefd en de opgezette jongen overeind blijft staan omdat zijn voeten vastgespijkerd zijn op een kist. Overigens, dat Bongo sterft door zin loos geweld vanwege zijn huidskleur expliciteert Bergsma, waarna direct beeldend commentaar volgt (Gv: 644): "'Onverlaten hebben hem doodgeknuppeld in een steeg,' zei Bergsma met zachte, hese stem, en toen, harder, in bittere herhaling: 'Waaraan hij gestorven is? Aan niets anders dan zijn zwarte huid.' 'Een fatale kwaal!' riep De Bruin. 'Buiten de tropen beslist dodelijk!' riep De Wit." De beknopte uitwerking van het Bongo-voor beeld laat zien dat Gewassen vlees op politiek- ideologisch gebied fragmenten bevat die geen plaats veroveren in een idiopathische identifica tie, wanneer de relatie met het opgeroepen verle den er één is van herkenning ingegeven door trots, grootsheid, respect en nostalgie. De ideolo- gisch-morele verwerpelijkheden worden echter met eenzelfde beeldend vermogen getoond als bijvoorbeeld cultuurbeelden. Zij mogen dan in de handelingsreeks ondergeschikt zijn, in de beeld reeks zijn zij gelijkwaardig.17 Kortom, Gewassen vlees is een roman die met beelden zowel een herkenbaar als een discutabel verleden concipieert. Om dit scherp te krijgen lees ik de tekst distinctief en pleit daarmee voor een ontsluiting van het verleden via het aannemen van een andere leeshouding dan een klassieke, bijvoorbeeld een cinematografische. Een derge lijke houding gaat dan met het verleden geen idiopathische relatie aan, maar een heteropathi- sche. Zo gelezen wordt de volledige potentialiteit van het beeldend vermogen van deze tekst recht gedaan. Een dergelijke (lees)houding maakt het mogelijk dat lezers zich niet alleen (opnieuw) ver houden tot de romantekst, inclusief het complexe, krassenmakende en bekraste verleden dat daarin zit vervat. Het biedt tevens de mogelijkheid ons In de kieren van het narratief 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 13