De rondleiding is voor Brasser vooral aan leiding volop aandacht te geven aan de vele col leges die in het stadhuis vergaderden, hun wijze van besluitvorming, de rol van de bodes en aller lei procedurele zaken. Maar de auteur bezingt ook het uitzicht uit het torentje: behalve op al de torens van Walcheren zover als het Land van Philippine en het Land van Cadzand. De brand spuit onderin het gebouw krijgt aandacht, even als de regenbakken ernaast en de gang van zaken bij het ten uitvoer leggen van de lijf-straffen op het schavot op de Markt voor het stadhuis. De bezorgers schrijven hierboven als tussenkopje "galg". Of was het de scherprechter met een van de eerder genoemde blanke justitie- zwaarden (p. 103), die het doodvonnis voltrok? Zeer precies beschrijft Brasser ook de Gevan genpoort en de regels die daar golden. Beeldend is verder zijn portret van de visafslag. In vijf bladzijden doet hij recht aan de rol van de pach ter en de omroeper, de financiële bepalingen en de sta- of zitplaats die ieder, de afslager, de vrouw die de vis telde, de thuisdraagsters, de vissers en visvrouwen op de vismijn in dienden te nemen. De kerken van de stad worden, zoals steeds bij Brasser, niet alleen beschreven, maar met toevoeging van de verantwoordelijkheden van elke betrokken burger voor de goede orde tijdens de diensten, rondom de catechisaties, de belijde nis der lidmaten, het heilig avondmaal, het archief, de bibliotheek, de verhuur van zit plaatsen, het begraven en zo meer. Alles verraadt een grote liefde voor de kerk en de kerkelijke ambten en een diep besef van de maatschappe lijke plaats van de kerk in de stad, waarmee zij sterk is verstrengeld. Soms, zoals bij zijn verhaal over de herbouw van de Oostkerk, krijgt men uit de details die hij ervan kan melden, de indruk van een eigen rol hierbij. Een nog grotere betrokkenheid blijkt als de auteur overgaat tot een bespreking van de dia- konie en de verplichtingen van de diakenen met betrekking tot de armen, in het bijzonder de 'Neederduitsche armen', die in deze publicatie zo'n zestig bladzijden beslaat. Brasser identifi- ceert zich, lijkt het, geheel met de zeer hiërar chische cultuur van de kerk. Hij is hier volkomen thuis, alsof hij zelf het ambt van diaken had bekleed; en misschien was dat ook zo. Zelfs het wereldje van de vrouwen van de veertien dia kenen kent geen geheimen voor hem. Zij hadden een voorname rol bij het bestuur van het Vlis- singse weeshuis en van het gasthuis, waar een binnenvader, een binnenmoeder en een zieken moeder de dagelijkse leiding hadden. Bij hun ver gaderingen, merkt Brasser (met een twinkeling in de ogen?) op, dat de vrouw van de diaken die bij zijn verkiezing de minste stemmen had gekregen, de taak heeft het theewater op te schenken. Even intiem vertrouwd is hij met de gewoontes rondom overlijden en begraven in het gasthuis, waar een arme een andere status had dan een provenier en dus een eenvoudiger begrafenis kreeg (p. 213), en met een aantal andere rouwgebruiken, de hand having waarvan hem in het bijzonder aan het hart ging. De gilden, voor Brasser de ruggengraat van de stad en de burgerij, krijgen stuk voor stuk ruime aandacht. In dit verband toont Brasser zijn sociale kant. De gilden zouden hun zorgzame rol kunnen versterken, stelt hij in een apart bijvoeg sel (pp. 339-343) voor, bij een samen met het stadsbestuur op te richten verzekeringsfonds tegen werkeloosheid en ziekte. Maar het aantal onderwerpen is te groot om hier op te noemen. De visserij en de slavenhandel krijgen aandacht. Correcte procedures rondom ondertrouw zijn hem even dierbaar als de in Vlissingen gebruikelijke vorm van bruiloften. En er is zo veel meer. Sys teem heeft hij er niet altijd in kunnen brengen, geeft hij toe. Alles is gevloeid "uyt een losse pen" en zijn beschrijving eindigt inderdaad met een reeks losse aantekeningen. Er zullen wel 'bedil lers' zijn, die hem zullen zeggen te zijn "als een lyster die huppeldt van den eenen tack op den anderen" (p. 21), maar hij is ook maar een gewone burger, die na zijn schooltijd het bedrijf van zijn vader in ging. Toch is hij goed thuis in de historische litera tuur over zijn stad. Hij had zijn voordeel kunnen 120 B o e k b espreki n g e

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 40