slagaders en aders zonder kleppen, waarbij in het midden gelaten wordt wie wat is. Dat herhaalt zich nog even verderop: 'Derhalve is de loop van het bloed ongestaag, niet alleen wat betreft de verschillende en tegengestelde richtingen, die het in dezelfde vaten zoekt, [maar ook] wordt deze nu eens versneld, dan weer vertraagd vaak zonder enige klaarblijkelijke oorzaken [...]'.38 Laatste overwegingen Zijn twijfel, niet aan zijn waarnemingen maar aan de interpretatie daarvan, wordt steeds groter. Uiteindelijk blijkt uit een publicatie uit 1701 dat hij het wellicht heeft opgegeven. Wat voor een publicatie was dat? Het armenhuis voor meisjes in Rijssel stond van 1653-1658 onder beheer van Antoinette Bou- rignon. Onder deze meisjes deed zich drie jaar na Antoinettes beheer bezetenheid voor. Men dacht (ten onrechte) dat Antoinette daarbij betrokken was.39 Antoinette publiceert hiertegen een verde diging. De dominee, theoloog en bestrijder van allerlei 'bijgeloof', Balthasar Bekker (1634-1698) trad tegen haar in het krijt. Waarop De Heide als haar kampioen optreedt. Balthasar vindt bezeten heid wetenschappelijke onzin en het verslag van Antoinette nog onzinniger. In zijn De betoverde weereld, (1691) bestrijdt hij heksen- en ander bij - geloof. Hij noemt Antoinette een 'bose sottinne omdat hij 'geleerde of ook andersins verstandige personen' kent, 'die dat vrouwmensch vry wat achten'.40 Bekkers aanval behoeft ons niet te ver wonderen. Er waren, zoals hierboven genoemd, inderdaad geleerde personen die dit 'vrouwmens vrij wat achtten'. Antonius behoorde tot die per sonen en had al bijgedragen aan een Engelse ver dediging van Antoinette door George Garden. De Heide neemt het in zijn Nederlandse bewerking en vertaling met een extra brief tegen Balthasar op. Hij schrijft onder meer: 'Indienmen saken verwerpen moet, om haar vremdigheid, so moest- men al de wonderen der H. Schrift verwerpen. En selfs gebeurd in de natuur, dat de regte Gestalte en werkingen der selver vremd en won derlijk sijn So is den omloop des bloeds, die oogsienlyk kan getoond werden, eerst ongerijmd en ongelooflyk gehouden. Het welk de gene, die de natuur werkdadiglijk, en niet met haar specu- latien ondersoeken, dagelijks gebeurd. En het is seer waarschijnlijk dat'er nog niets in de natuur ten vollen bekend is, hoe veel sommige waan- wijse en grootse Geleerde sig ook mogen inbeel den.' 41 Een echte wetenschapper, zo interpreteer ik Antonius, die zich niet alleen zo noemt, maar werkelijk waarneemt in de natuur, komt vreemde dingen tegen. Bijvoorbeeld de omloop van het bloed. Als we nog zo weinig weten van de natuur, waarom zouden we de wonderen van de bijbel of de beschrijving van Bourignon dan met zo veel stelligheid als boze zotheid verwerpen, vraagt Antonius zich af. De haarvaten en de anderen. Swammerdam en Van Leeuwenhoek Hoe staat het nu met tijdgenoten en landgenoten van De Heide? Wat zien en denken Swammerdam en Van Leeuwenhoek? Waardoor zijn zij wel 'beroemd' en De Heide niet? Is hun onderzoek evenzeer ingebed in theoretische overwegingen en komt bij hen ook in toenemende mate twijfel op? De vergelijking is des te interessanter omdat Van Leeuwenhoek geen academicus was, maar wel veel meer wetenschappelijke contacten had dan De Heide. Swammerdam was evenals De Heide academisch gevormd en evenals deze onder de invloed van Bourignon. Bovendien waren de wetenschappelijke contacten van Swammerdam in Amsterdam breder dan die van De Heide in Middelburg. Een vergelijking zou het effect van academische opleiding, Bourignon en weten schappelijk netwerk kunnen laten zien. Dat Bourignon het wetenschappelijk werk van Swammerdam en De Heide negatief beïnvloedde, is onwaarschijnlijk. De Heide leerde haar leer pas na haar dood kennen. Meerdere wetenschappers raakten van haar onder de indruk. Swammer- dams ommezwaai naar insecten heeft alles met zijn religieuze gegrepenheid te maken, maar niet zoveel met Bourignons spiritualiteit. De Heide kan zijn twijfels geuit hebben in zijn verdediging van Bourignon, maar eerder als illustratie tegen de onwetenschappelijke zekerheid van Bekker. Van Leeuwenhoek publiceerde gedurende een zeer lange tijd, was omgeven was door veel (vaak geleerde) bezoekers en correspondenten, maar was zelf niet academisch gevormd. Wél had Van Leeuwenhoek een diploma van de Royal Society. De Heides contacten buiten Middelburg waren er eigenlijk niet. De Heide droeg weliswaar De ana- tome mytuli op aan de Royal Society en de Expe- !eeuws bloed kruipt 141

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 17