B
Zeeland 27.4
143
6 Haarvaten bij van Leeuwenhoek. Antoni van Leeuwenhoek,
Alle de brieven. Deel 8: 1688-1692 ed. J.J. Swart, N.V. Swets
Zeitlinger: Amsterdam, 1967), Brief No 110 (65) d.d. 7 septem
ber 1688.
Figuur 6 is de bijbehorende afbeelding bij deze
passage (bij Van Leeuwenhoek figuur 5). AB gaat
naar het uiteinde van de staart toe en van het
hart af. BC voert het bloed van de staart af, naar
het hart toe. Hij definieert slagader en ader dus
evenals De Heide met behulp van de stroomrich
ting. Slagader en ader zijn één en hetzelfde
bloedvat. Uit alles blijkt dat Van Leeuwenhoek
hier een directe overgang voorstaat. Van Leeu
wenhoeks opvatting komt overeen met figuur 3D.
Maar in dezelfde brief beschrijft hij een paar
pagina's verder hoe hij de wisselende snelheden
en richting net zoals De Heide waarneemt. Maar
hij concludeert iets anders: 'Dit siende beelde ik
mij in, dat den veranderden Cours, die het bloet
hier quam te nemen, niet geschiede door een
bloet-vat dat een rok [wand] of menbrane hadde,
maar dat het bloet alleen met gewelt een
canaaltge hadde gemaakt'.52
Zonder enige theoretische aarzeling neemt hij
nu een indirecte overgang aan, waarbij het bloed
zich als het ware een weg boort door het vlees
heen (fig. 3B). Waarschijnlijk is Van Leeuwen
hoek, als niet academisch gevormde, zich niet
bewust van de literatuur en theoretische achter
gronden. En in ieder geval is Van Leeuwenhoek
geïnteresseerd in, zo niet geobsedeerd door waar
nemen. Hij verdiept zich hier niet in theoretische
voetangels. Swammerdam laat haarvat-hypothe
sen de rest van zijn microscopisch onderzoek
voor wat ze zijn. De Heide raakt er steeds onze
kerder door.
Conclusies
Keren we terug tot de vraagstelling aan het begin
van dit artikel: wat is de waarde van De Heides
onderzoek en waardoor is dit onderzoek niet
beroemd of nauwelijks bekend? De Heides onder
zoek is vergeleken bij Swammerdam en Van
Leeuwenhoek veel sterker ingebed in medische
theorie en medisch handelen. Dit blijkt uit zijn
redeneringen in de Ontledinge en zijn gebruik van
haarvatwaarnemingen in zijn discussie met Bel
lini in Experimenta. Bij Van Leeuwenhoek is zulk
een inbedding niet te verwachten, bij Swammer
dam na de stellingen in zijn Tractatus wel. Wan
neer we De Heides waarnemingen en onderzoek
aan haarvaten vergelijken met die van Van Leeu
wenhoek en Swammerdam, dan is maar één con
clusie mogelijk. Swammerdam stapt vrijwel met
een over op insecten. Van Leeuwenhoek brengt
zijn microscopische waarnemingenvan meet af
aan als losstaande curiositeiten.
Laten we eerst nog de bedoeling van Swam-
merdams onderzoekingen beschouwen. Diens
onderzoek aan de 'bloedeloze diertjes' is niet,
zoals bij Willis of De Heide, ten nutte van de ken
nis van het functioneren en het genezen van de
mens, maar vooral het vermelden van opmerke
lijke feiten van de allerkleinste diertjes. Na zijn
bekering tot de ideeën van Bourignon ervaart
Swammerdam dit soort onderzoek enigszins als
'zondig'.53 De Heide is ook beïnvloed door Bourig
non, maar voelt zich niet zondig over zijn vroe
gere onderzoek. Als Swammerdams religieuze
gedrevenheid zich in microscopisch onderzoek
had willen uiten, waarom dan niet in haarvaten-
onderzoek of in bestudering van 'bloedeloze dier-
kens' ten behoeve van medische kennis a la Wil
lis en De Heide? Dit soort onderzoek laat toch ook
'de almachtige vinger Gods' zien?54 Ook Steno
kent dit in zijn anatomisch onderzoek. Deze zag
zichzelf in zijn onderzoekingen van de anatomie
van het menselijk lichaam als 'wijsvinger van
God'.55 En zou in het medisch belang, juist onder
kend door Willis en De Heide, voor Swammerdam
Zeeuws bloed kruipt