Zeeland 27.4
Aanwinsten ruilverkeer publicaties: december
G.G. Trimpe Burger-Mekkink
In het Jaarboek 2017 van het Koninklijk Limburgs
Geschied- en Oudheidkundig Genootschap
(LGOG) schrijft G. Venner: 'Exoten in Limburg.
Zegels van bisschoppen bij de pauselijke Curie
aan aflaatbrieven (1284, 1298)'. Aan veel middel
eeuwse oorkonden op perkament hangen zegels,
terwijl op papieren oorkonden uit latere tijd
zegels zijn gedrukt. Het zegel vervulde de functie
van de handtekening nu. De paus, de keizer en de
koning waren de eersten die het zegel gebruikten
om door hen uitgevaardigde oorkonden te
bekrachtigen. Zij werden gevolgd door bisschop
pen, edelen, kloosters en steden en sinds de 13e
eeuw ook door schepenen en vooraanstaande
burgers. Het zegel bevatte een omschrift, meestal
de naam van de eigenaar, en een figuratieve
voorstelling, vaak met de positie van de eigenaar
of instelling. Sommige oorkonden zijn gericht op
het leven na de dood, zogenaamde aflaatbrieven.
Een aflaat kon verkregen worden als de betrok
ken persoon berouw toonde over zijn zonden en
gebiecht had, en veel belangrijker, als hij een aal
moes voor het goede doel - meestal de kerken
bouw - had gegeven. Een kardinaal had het recht
een aflaat van honderd dagen te verlenen, een
bisschop van veertig dagen. Cumulatieve aflaat
brieven waren de oorkonden waarin meerdere
kardinalen en bisschoppen ieder voor zich een
aflaat verleenden. In Limburgse archiefinstellin
gen bevinden zich drie cumulatieve aflaatbrieven
uit het eind van de dertiende eeuw. Oorkonden in
het algemeen werden zelden uit een archief
tevoorschijn gehaald maar cumulatieve aflaat
brieven werden tentoongesteld in de kerk. Aan de
aflaatbrieven van 1284 waren oorspronkelijk in
totaal 42 zegels bevestigd. Vele zijn verdwenen of
zwaar beschadigd. De auteur bespreekt de ver
schillende zegels, de afbeeldingen en de bis
schoppen die afgebeeld zijn of die de aflaat ver
strekt hebben.
T. Eerkens bespreekt aan de hand van
bewaard gebleven correspondentie uit de acht
tiende eeuw de relatie tussen kinderen en ouders
binnen een adellijke familie in het Land van
Loon. Het was de tijd van de Verlichting, waarin
een vernieuwde focus ontstond op de kindertijd.
Jean-Jaques Rousseau heeft enorme invloed
gehad op de opvoedingspraktijk, zeker nadat in
1762 zijn verhandeling Emile, ou De l'éducation
uitgegeven was. De auteur behandelt ouderlijke
modellen voor jonge adellijke kinderen - moeder
lijke zorg en vaderlijke raad - gevolgd door het
belang van universiteit en het leger voor de wat
oudere jeugd.
R. Hackeng neemt de lezers mee naar andere
werelddelen, in de voetsporen van Edmond
Regout, telg van de bekende Maastrichtse familie
van industriëlen. Hij schreef tussen 1895 en 1903
dikwijls naar huis en maakte veel foto's tijdens
zijn reizen naar onder andere Noord-Amerika,
Indonesië en Sri Lanka. Door dit artikel ziet de
lezer genoemde streken door de ogen van Regout.
In Saillant, het kwartaalbericht van de Stichting
Menno van Coehoorn (2018,3) schrijft L. Wage
naar: 'Hoe is het gesteld met fort Mannar? Een
rapport uit 1727 over de staat van defensie van
een VOC-fort in het noorden van Sri Lanka'. Tus
sen 1638 en 1658 verdreef de Verenigde Oost-
Indische Compagnie de Portugezen uit de kustge
bieden van Sri Lanka en ontwikkelde er een
koloniaal wingewest. De VOC wist haar koloniale
macht te handhaven met militaire hulpmiddelen,
zoals de forten langs de kust. In 1726 gaf de Raad
van Ceylon (zoals Sri Lanka toen heette) opdracht
aan alle voor de fortificaties verantwoordelijke
bestuurders verslag uit te brengen over de staat
van onderhoud en de gesteldheid van geschut en
bewapening. In Mannar, een belangrijke fortifi
catie vanwege de organisatie van de parelvisserij
- waarbij ordetroepen de rust moesten handhaven
- was onder andere behoefte aan meer kanonnen,
buskruit, roerkogels en hellebaarden. Het uitge
brachte rapport en de beoordeling ervan worden
door de auteur uitgebreid besproken. Ondanks de
aangevulde voorraden aan oorlogstuig kon de
VOC tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784)
weinig uitrichten tegen de Engelse overmacht, en
was afhankelijk van Franse hulp. Na twee onrus
tige jaren waren de kansen gekeerd en begon