acht genomen worden, wat er op wijst dat de poli
tierechtbank impliciet rekening houdt met de pre
caire sociaaleconomische situatie waarin de
bevolking zich tijdens de Eerste Wereldoorlog
bevindt.
In Het Land van Beveren, driemaandelijks heem
kundig tijdschrift (2018,2) behandelt R. Willems
het leven van een Beverse missionaris: Pater
Canisius, de broussetrapper. Tijdens het interbel
lum kende de missionering in België een grote
belangstelling. Naast de prioriteit van de kerste
ning was het brengen van onderwijs en zieken
zorg een opdracht.
Een belangrijke ijveraar voor geloof en ont
wikkeling is de Beverenaar Emiel de Winter
geweest. Na een godvruchtige opvoeding werd
Emiel de Winter in 1918 tot priester gewijd onder
zijn kloosternaam Pater Canisius. Hij is ingetre
den in de orde van de Minderbroeders, bij de
gewone man bekend als de 'bruine paters'. In
1922 is pater Canisius op zijn verzoek uitgezon
den naar Congo. Alleen de reis was in die tijd al
een hele onderneming, over het leren van de taal
en aanpassen aan klimaat en omgeving werd niet
eens gesproken. Enkele jaren later werd vanuit
het moederklooster in België besloten dat nieuwe
missieposten moesten worden gesticht. Pater
Canisius maakte een verkenningsreis door het
aangegeven gebied en stelde vast dat de meeste
dorpen al door protestantse zendelingen waren
'bezet'. Hij ging onmiddellijk de wedloop met de
protestanten aan, blijkbaar met groot succes,
want na zes jaar hadden de Minderbroeders al
drie missieposten gesticht: Kilwa, Lukonzolwa en
Dubië, alle in de streek van het Moëromeer. Cani-
sius werd reizend missionaris, bezocht scholen en
ziekenhuizen en bediende kerken en kapellen.
Duizenden kilometers heeft hij per fiets en holle
boomstam afgelegd, dikwijls bedreigd door wilde
dieren of vijanden,maar altijd wist hij de dans te
ontspringen. De pater kreeg van zijn confraters
de bijnaam de broussetrapper. Hij heeft 54 jaar
van zijn leven in Congo doorgebracht en is in
1982 op het kloosterkerkhof te Leuven begraven.
162 Aanwinsten