geweest, zijn er niet. Wel verkeerde hij veel in onderwijsland. Toen in 1863 de onderwijzers van West-Zeeuws-Vlaanderen bijeenkwamen voor hun jaarlijkse algemene vergadering, maakte Roos deel uit van de feestcommissie. Uit één van zijn gedichten uit 1889 blijkt dat hij op 14 maart 1839 een dramatisch moment in zijn leven heeft meegemaakt. Zou hij toen hebben afgezien van een examen of zou hij zijn afgewezen? Dat wordt door gebrek aan bronnen niet duidelijk. Sinds zijn schooltijd kende Roos Abraham de Ligny. In 1845 publiceerden zij het gedicht De Ithaka van Jan Trochée wedergevonden. Dat bleek een reactie te zijn op het werk van W.J. van Zeg gelen, toentertijd een dichter van luimige voor drachten, geschikt voor uitvoering op vereni gingsavonden. Het zogenaamd teruggevonden gedicht speelt zich af op Ithaka en verhaalt de geschiedenis van Odysseus. De Aardenburgse versie is geestig, niet ridiculiserend. Eén jaar later kwamen ze opnieuw met een epische vertelling onder de titel Vrolijke tooneelen uit het leven van Heldewijs, in zijn tijd pastor ter gemeente Lapscheure, provincie West-Vlaanderen, meer algemeen bekend onder de naam van Paap Lapscheure: in losse verzen. De man was toen al bijna honderd jaar dood, maar moet een indruk wekkend geestelijke zijn geweest met een donde rende stem. De schrijver Eekhout maakte, weer zo'n honderd jaar later, gebruik van dit geschrift, in zijn roman over pastoor Poncke. De samenwer king met De Ligny kwam tot een eind door het overlijden van De Ligny op nog jonge leeftijd. Roos dichtte in 1849 Rasalama, de dienstmaagd des Heeren op Madagascar. Hij schreef het werkje ten dienste van de zending. Het werd uitgegeven bij de Sluise boekhandel Evers en gaat over de bekeerlinge Rasalama. Het behandelt de ware geschiedenis van een werkelijk geleefd hebbende vrouw, bekeerd tot het christendom en na een verbod op deze religie, ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Deze geschiedenis speelde zich af in 1837. In 1853 huwde Roos met de zuster van Van Dale. In dat jaar was hij boekhandelaar, nadat hij twee jaar eerder was benoemd tot schrijver ter secretarie, in deeltijd en in 1855 kreeg hij een benoeming tot gemeentearchivaris, buiten bezwaar van de gemeentekas, zoals dat toen heette. Voor zijn poëtisch werk maakte dat niet uit. Hij bleef gedichten schrijven. Roos als dichter bleek een volgeling van de achttiende-eeuwse Hubert K. Poot. De traditie van liefdespoëzie, met nimfen, bosjes en beekjes volgde hij nog gedwee na, al kwamen er wel heel vaak rozen bij. Zijn productie was ontstellend groot. Ongetwijfeld is daarvan het nodige ver dwenen, maar er zijn schriften bewaard gebleven, waarvan Van Driel in zijn hoofdstuk over de dichter Roos gebruik maakt en waarin de ontwik keling, die Roos doormaakte helder wordt uitge legd. Bij elke gelegenheid, in de familiekring, op bijzondere momenten legde hij zijn gedachten in versvorm neer. Een simpel briefje was niet genoeg. Roos sprak bij voorkeur in rijm, met een heilwens tot slot. In zijn laatste hoofdstuk Poëtisch testament uit het Pas du Nord brengt Van Driel een groot aantal gedichten bijeen. Er gaat iets ontroerends uit van de omvangrijke ongepubliceerde hand schriften met poëtisch werk. Voortdurend blikt Roos terug. Zijn dichtwerk zit, ondanks de per soonlijke aspecten, vol traditionele motieven en voortdurend past hij maniertjes toe, waarvan hij meent dat het 'echte literatuur' is. Het jaar 1880 met de grote buitenlandse romantiek van Keats, Shelly, Baudelaire en Heine was al gemeengoed, waar Roos nog wandelde op de paden van Poot en de negentiende-eeuwse dominee-dichters. Slechts de wijze waarop hij die traditie toepaste of over won zou hem misschien tot een belangrijke dich ter hebben gemaakt. En toch... aldus van Driel, toch ervaart de aandachtige lezer bij tijd en wijle de persoonlijkheid van de dichter door zijn herfst- en andere bloemen, met het heimwee naar zijn geliefde streek en met het inzicht van een mislukt leven. Het maakt Roos plotseling tragi scher en sympathieker. Een mislukt leven. Is dat zo? Omstreeks zijn achtentwintigste levensjaar, 1850 of 1851, begon 164 B o e k b espreki n g e

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 40