te zien in 1929, een daling in 1930, een lichte stijging in 1931, een daling in 1932 en vanaf 1932 tot 1937 stabiliteit.3 Opvallend genoeg laten de (driejarige) sterfte cijfers voor het eiland Tholen vanaf het midden van de jaren twintig waarden zien die nog onder het Zeeuws gemiddelde liggen. Dat kwam onder meer door een aantal in de tijd samenvallende maatregelen op hygiënisch gebied: het oprichten van een regionaal consultatiebureau voor tuber culose, het aanstellen van wijkverpleegsters in enkele dorpen en van schoolartsen in andere, het optreden van de Keuringsdienst van Waren met name betreffende de kwaliteit van de koemelk en een sterke toename van het aantal aansluitingen op de waterleiding.4 Later echter waren er op Tholen stijgingen in het sterfteniveau waarneembaar: een in de vroege crisisjaren, onder meer door een griepepidemie tijdens de winter van 1930 op 19315, waarna een daling optrad, en een minder grote in de late crisisjaren. Die in de vroege crisisjaren heeft een parallel op landelijk niveau; de cijfers voor de leeftijdsgroepen suggereren een oversterfte voor bejaarden, die mede de daling van de sterfte in 1933-1935 zou kunnen verklaren omdat een deel van de in 1930-32 overledenen in normale tijden denkelijk enkele jaren langer zou hebben geleefd. De stijging in de late crisisjaren daarentegen lijkt vooral een 'Zeeuws' of 'Thools' verschijnsel te zijn geweest.6 Sterfte naar leeftijdscategorieën per driejarige periode, eiland Tholen, 1921-19387 Wijkverpleegster Cornelia van Zijp-Bijlo (1895-1967) was bijna dertig jaar actief in Kerkwerve en omgeving. Van een toename van de sterfte van kinderen in de jaren dertig lijkt in deze regio op het eerste gezicht geen sprake te zijn geweest, wel van die van de sterfte van mensen in de kracht van hun leven, tussen 15 en 60 jaar - en wel in de late crisisjaren. De regionale gezondheidscommissie voor Tholen noteerde voor 1932: 'de algemeene gezondheidstoestand was niet minder dan in de andere jaren.' Helaas werden deze gezondheids commissies in datzelfde jaar door een nationale beslissing opgeheven, zodat we vanaf dat jaar deze bron voor ons onderzoek missen.8 Was de grotere sterfte in de late crisisjaren nu gerelateerd aan het beroep of het beroep van de ouders? Inderdaad lijkt de forse stijging bij de Thoolse arbeidersbevolking in deze leeftijds categorie te wijzen op het effect van de crisis, vermoedelijk naar aanleiding van een eenzijdig dan wel tekortschietend voedingspatroon. Maar gezien de relatief geringe aantallen en de tevoren ook hoge cijfers kan dit toch niet met veel ze kerheid worden betoogd. Wie zou beweren dat de daling in de middenjaren van de crisis eerder een verklaring behoeft dan de stijging in 1936-1938, 0<15 jr. 15<60 jr. 60 plus totale sterfte 1921-23 2,6 2,3 5,8 10,7 o/oo 1924-26 1,4 2,3 5,0 8,7 1927-29 1,4 1,9 5,6 8,8 1930-32 1,2 1,7 6,9 9,8 1933-35 0,8 1,7 5,5 7,9 1936-38 0,7 2,1 5,6 8,4 beroep 1921-23 1924-26 1927-29 1930-32 1933-35 1936-38 boeren 28 35 23 26 23 24 middenstand 39 34 30 20 33 32 arbeiders 42 39 35 31 23 42 totaal 109 108 8 77 79 98 Sterfte in absolute getallen, 15- tot 60-jarigen, eiland Tholen, 1921-193810

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 10