Zeeland 28.1
kan ik geen ongelijk geven. Bovendien geven de
cijfers voor de landbouwers en de middenstan
ders aan dat fluctuatie van de sterftecijfers op
het niveau van een kleine regio als Tholen, over
perioden van niet langer dan drie jaar, simpel
weg een normaal gegeven is dat niet voor een
specifieke verklaring in aanmerking komt. Het
groeperen van de cijfers voor langere perioden
betekent echter meteen een probleem: hoe deze
langere perioden in te delen? Wie voor decennia
zou kiezen, zou immers moeten concluderen dat
de sterfte tijdens crisisjaren verminderde (met 16
procent) ten opzichte van het voorgaande decen
nium en zou de tussentijdse schommelingen niet
eens opmerken. Het is de vraag of dat een goed
alternatief zou zijn.9
Ook wat betreft de sterfte beneden de vijftien
jaar is de betere situatie in de jaren dertig ten op
zichte van de jaren twintig opvallend - de boven
genoemde hygiënische maatregelen moeten voor
kinderen het gunstigst zijn geweest. De sterfte
in deze leeftijdsgroep daalde in de jaren dertig
tot de helft - en dat voor alle beroepsgroepen.
Wanneer we uitsplitsen in jonggeborenen (tot
een jaar), peuters en kleuters (een tot vijf jaar) en
schoolkinderen (vijf tot vijftien jaar), wordt dat
beeld enigszins genuanceerd. Hoe jonger de kin
deren, des te grotere afname van de sterfte van
de jaren dertig ten opzichte van de jaren twintig.
In de drie leeftijdscategorieën was deze respectie
velijk 57, 46 en 23 procent. Wanneer we de ver
deling naar beroepsgroepen bezien - voorzichtig
vanwege de kleine aantallen - dan valt op dat de
afname bij de middenstanders veel groter is dan
bij de boeren en arbeiders. Mogelijk profiteerden
de in de kernen wonende middenstanders het
meest van de hygiënische maatregelen.
Een nog verdere uitsplitsing van de cijfers is
vanwege de geringe aantallen uiteraard een nogal
dubieuze onderneming. Met die wetenschap in
het achterhoofd gaan we er echter toch toe over
om Tholen te splitsen in twee delen: de dorpen
Sint-Annaland, Scherpenisse en Poortvliet met
relatief veel kleinbedrijf in de landbouw11, en de
vier overige plaatsen met overwegend grote hof
steden en dus veel loonafhankelijke arbeiders. In
deze laatste plaatsen was de sterfte van kinderen
in de jaren dertig bij boeren en middenstanders
nog slechts ongeveer een derde van die in de
jaren twintig, bij de arbeiders is het verschil veel
kleiner, slechts 37 procent. In de drie dorpen met
meer kleinbedrijf is de daling bij de middenstan
ders vergelijkbaar met die in de vier grootschali
ge gemeenten, maar die bij de landbouwers is veel
kleiner en die bij de arbeiders gaat ook in de rich
ting van de grootschalige gemeenten, namelijk
een vermindering van 62 naar 24 sterfgevallen.
Dit laat vermoeden dat er in de bewering
van Jo van Gorsel een kern van waarheid zat: in
gemeenten met meer kleinschalig grondgebruik
zullen meer arbeiders beschikt hebben over eigen
land voor groenten en aardappelen - terwijl met
de aardappelen ook makkelijker een varken kon
worden aangehouden voor vlees - en zo kan de
gezondheidstoestand van de arbeidersbevolking
zich net wat beter hebben gehouden dan elders.
Het verschil was met name toe te schrijven aan
de categorie jonggeborenen: de sterfte van die
leeftijdsgroep liep in Sint-Annaland, Poorvliet
en Scherpenisse ondanks de economische crisis
terug tot een derde van eerst, terwijl de afname
in de vier andere Thoolse plaatsen op maar ruim
40 procent lag en een stuk kleiner was dan bij de
andere beroepsgroepen. Hier werkte echter ook en
misschien wel voornamelijk de wet van de rem
mende voorsprong: de kindersterfte op zich, per
inwoner, was in de meer kleinschalige gemeenten
in de jaren twintig nog een stuk groter geweest
dan in de grootschalige dorpen; in de jaren dertig
was dat verschil verdwenen.12
beroep
0 1 jaar
dito
1 5 jaar
dito
5<15 jaar
dito
boeren
24
13
9
6
9
3
middenstand
50
14
19
5
2
7
arbeiders
107
50
24
17
15
10
allen
181
77
52
28
26
20
1921-29
1930-38
1921-29
1930-38
1921-29
1930-38
Kindersterfte in absolute getallen voor drie leeftijds- en drie beroepsgroepen, eiland Tholen
Relatie voedselaanbod en sterfte Tholen
9