noemen het gunstig. Zowel in Sint-Annaland als Poort vliet en Scherpenisse waren in de jaren twintig en dertig fondsen ter onderlinge verzekering van varkens, fondsen waarvan meestal 'de kleine man' lid was. Geitenfokver- enigingen bestonden in elk geval lange tijd in Oud-Vos- semeer, in Stavenisse tot 1933, vermoedelijk kortdurend te Tholen (ca. 1919) en te Poortvliet tenminste 1918 1925 (n.a.v. diverse krantenberichten). 12 Gegevens over de omvang van de beroepsgroepen op zich ontbreken, zodat met een berekening als deze volstaan moet worden. Voor de volledigheid: de toename van de sterfgevallen bij de arbeiders in de jaren 1936 1938 ten opzichte van de voorgaande driejarige periode, was gelijkelijk verdeeld over de kleinschalige gemeenten (negen) en de grootschalige gemeenten (zeventien), wanneer de resp. inwonertallen in aanmerking worden genomen. 13 Als 'Zeeuws platteland' gelden hier alle andere gemeen ten buitenom de vijf genoemde steden. Het aantal levenloos geborenen was in de zes perioden in de 5 steden resp. 142, 141, 138, 147, 122 en 148, op het plat teland resp. 459, 407, 419, 349, 358 en 365. Met dank aan Leo Hollestelle van het Zeeuws Archief voor het aan leveren van de aantallen geborenen in diverse gemeenten. De aantallen levenloos geborenen komen van www.zeeuwengezocht.nl en de aantallen geborenen per jaar komen deels ook uit de dagbladen. 14 Volgens het onderzoek van O.W. Hoogerhuis, Baren op Beveland. Vruchtbaarheid en zuigelingensterfte in Goes en omliggende dorpen gedurende de 19e eeuw, Wagenin- gen, 2003, 122, lag het promillage van levenloos gebore nen van alle geborenen van 1811-1900 op gemiddeld 50. 15 S.E. Steigenga-Kouwe, Zeeuws-Vlaanderen, Den Haag, 1950, 179-183. 16 Op Walcheren ging het om de gemeenten Aagtekerke, Oostkapelle, Vrouwenpolder, Biggekerke, Meliskerke en Zoutelande. Levenloos geborenen in 1921-29: tezamen 28; 1930-38: tezamen 52; De cijfers voor het groot schalige St. Philipsland zijn resp. 7 en 12, voor Tholen 18 en 37. St. Maartensdijk 8 en 14, St. Annaland 10 en 22, Hoek 12 en 18, Bruinisse 12 en 20. Verder was er een toename in het kleine Burgh van 1 tot 5. Landarbeiders te Hoek lijken vrij algemeen beschikt te hebben over een eigen stukje land, vgl. J. Jansen, Terug naarBoerengat, Terneuzen, 2017. 17 Opmerkelijk was de stijging van de levenloos geborenen in Koewachts kleine buurgemeente Zuiddorpe: zeven in de jaren dertig, tegen vier in de jaren twintig. Hier ging het om zes gezinnen van fabrieksarbeiders en één van een landarbeider en om 0,79 gevallen per duizend inwoners. Te Zuiddorpe was het aantal levenloos gebo renen per 1.000 inwoners in 1895-1914 ca. 1,0 geweest. Verslag van gecommitteerden tot het instellen van een onderzoek naar het groot aantal levenloos aangegevenen in Zeeland, z.p., 1872, geen paginering; Verslag der be vindingen en handelingen van de Gezondheidscommissie welke haar zetel heeft in de gemeente Hulst over 1931, 18. 18 De sterfte van de 15- tot 60-jarigen was in de zes driejarige periodes vanaf 1921-23 resp. 2,2, 2,8, 2,1, 2,4, 3,5 en 1,0 promille van de bevolking. De sterfte van de kinderen beneden 15 jaar was resp. 5,6, 3,2, 3,5, 2,0, 1,9 en 0,4 promille van de bevolking per driejarige periode. 19 Die indruk wekte het in elk geval ook t.a.v. de verhouding tussen de socialistische en de confessionele vakbonden. Dat Slager ten onrechte deze verhoudingen zoals die op Tholen en West-Brabant waren, zo ongeveer op heel Zeeland van toepassing verklaarde - mede door de structuur van zijn boek - heb ik aangetoond in mijn artikel 'Sociale geschiedenis en geschiedschrijving in Zeeland: pleidooi voor een benadering van 'onderop' en een professionele omgang met bronnen', in: T. van Gent en P. Ippel (red.), Zeeland en de wijde wereld. LiberAmi- corum voor Willem van den Broeke, Middelburg, 2012, 49-61.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 16