pens, ijzer en textiel in West-Afrika geruild voor
slaven, goud of ivoor. De slaven werden in het
Caraïbisch gebied en Zuid-Amerika verkocht en
voor de thuishavens werden rollen tabak, suiker
en koffie meegenomen. Bij zijn achtste en laatste
reis had Dirk Rietveld een ander schip, de Princes
Royal, met als reder Adriaan Kroeff, en ook deze
laatste keer was de bestemming weer Angola.
Waarschijnlijk zal dit Luanda zijn geweest, voor
dat gebied het centrum van de slavenhandel. Bij
zijn laatst vermelde terugkeer in de thuishaven,
op 1 mei 1780, schonk Dirk Rietveld een vleer
muis aan het Zeeuwsch Genootschap.
Bij een eerste aanblik is het voor een vleer
muiskenner direct duidelijk dat het hierboven
beschreven exemplaar geen Nycteris is. Het
geslacht Nycteris vleermuizen vertoont name
lijk over de neusrug een karakteristieke diepe
groef (vandaar ook de benaming 'spleetneus'),
zijdelings bekleed met geplooide huidlappen, die
vanaf het voorhoofd loopt tot aan de bovenlip.
Verder zijn de lange oren afgerond en is de laatste
staartwervel omgekeerd 'T'- of 'Y'-vormig (Dietz
Detail van het linker oor met centraal het oordeksel, met de
zichtbare gebogen punt, kenmerkend voor de kleine wolharige
vleermuis (Kerivoula lanosa). Foto: Freddy van Nieulande.
et al. 2007). Al deze kenmerken ontbreken bij
deze achtste vleermuis. Maar wat is het dan wel.
Opvallend aan de vleermuis hangend aan het gla
zen bolletje zijn de ruitvormige oren en het lange,
aan de punt gebogen oordeksel (tragus). Bij het
raadplegen van Kingdon (1997), een veldgids voor
Afrikaanse zoogdieren, werd al snel duidelijk dat
het gaat om het geslacht Kerivoula. Met behulp
van de nauwkeurige beschrijving van kenmerken
en duidelijke tekeningen in het determinatiewerk
van Bergmans (2003) was het mogelijk, aan de
hand van de gebogen punt van het oordeksel
(tragus) en de haarzoom aan het staartvlies
(hier niet afgebeeld), de soort vast te stellen op
Kerivoula lanosa (Smith, 1847). De tweede naam
'lanosa' betekent 'wollig' en in het Engels staat
deze vleermuissoort bekend onder de naam 'little
woolly bat'. Met een beetje fantasie (en een
knipoog naar de fossiele wolharige mammoet en
wolharige neushoorn, elders in het depot van het
KZGW) wil ik deze daarom de 'kleine wolharige
vleermuis' noemen.
Van het geslacht Kerivoula worden tegenwoordig
wereldwijd 19 verschillende soorten
onderscheiden, alle voorkomend in de oude
wereld, waarvan acht in Afrika. De verspreiding
van de kleine wolharige vleermuis (K. lanosa)
kan geografisch geschetst worden als typisch
sub Sahara, waarbij opvalt dat Angola (en ook
Kameroen) nog slechts als een witte vlek worden
afgebeeld (Monadjem et al. 2017). De soort
kan worden aangetroffen in sterk variërende
landschappen: van tropisch regenwoud tot droge
en natte savannes (Taylor 1998). De dieren leven
solitair en worden vaak aangetroffen in verlaten
vogelnesten. Hayman (1967) noemt zelfs het
feit dat vleermuizen van het geslacht Kerivoula
aangetroffen zijn in nesten van wevervogels
karakteristiek voor dit geslacht.
Tot zover de feiten en direct beschikbare ge
gevens. De vraag is wat het belang is van het op
naam brengen van deze achtste vleermuis voor de
collectie van het KZGW
Met de vaststelling dat de kleine wolhari-
ge vleermuis (K. lanosa) destijds in Angola is