kwik, een sterk antiseptisch en desinfecterend
middel. Hij beweert dit gelezen te hebben in een
verhandeling over legerziekten, geschreven door
Sir Pringle, een Schotse arts. De Wind was eerst
erg bezorgd over overmatige speekselafscheiding
maar beweert met het middel iemand te hebben
genezen. Hij betoogt daarnaast ook dat patiënten
die erg zijn getroffen door de schurft enkele ma
len per dag 'bloem van zwavel' innemen, en extra
zwavel in hun wonden wrijven.12
Een andere vaak voorkomende ziekte, schrijft
de Wind, is die van de Spaanse pokken. De
Spaanse pokken, oftewel syfilis, werden gezien
als een nationale schaamte. Dit is dan ook de
reden waarom de Nederlanders de aandoening de
Spaanse pokken noemden, terwijl ze in Engeland
bekend stond als de 'Franse pokken'.13 Niettemin
was deze geslachtsziekte een echte sluipmoorde
naar, want syfilis heeft geen direct zichtbare ui
terlijke kenmerken. Meestal werden zeelieden met
deze ziekte in het onderruim van het schip gezet,
zodat ze door de warmte de ziekte konden uitzwe
ten. De Wind vond dit een gevaarlijke praktijk,
want hij dacht dat zijn patiënten hierdoor meer
kans hadden op schurft en waterzucht.14 Om deze
ziekte te bestrijden gebruikte hij kennis van zijn
collega Van Swieten, die beweerde syfilis te heb
ben genezen met een mengsel van kwikchloride
en brandewijn.15
Rammekens gezien van de landzijde. Potloodtekening,
gewassen in O.I. inkt door J. Bulthuis. ZA, ZG, ZI, II-924.
In 1760 kocht De Wind een kleine buiten
plaats genaamd Woelgeest, net buiten Middel
burg. In mei 1766 vestigde hij zich daar
permanent, maar zijn eigen toestand leek te
verslechteren. Het wegblijven van het drukke
leven in de stad deed hem erg goed, ook al bleef
hij lijden aan artritis. Zijn gezondheid werd
steeds zwakker, terwijl hij nog steeds zijn plicht
als arts van de Oost-Indische Compagnie moest
vervullen. In 1769 werd hij gepromoveerd tot
provisor, wat betekent dat hij de leiding had
over de apotheek. In december 1770 werden de
schepen Woestduin en Oostcappelle, die vlak bij
Rammekens lagen, getroffen door een ziekte van
'putriden aard'. Terwijl hij al behoorlijk verzwakt
was door zijn eigen chronische aandoening,
ving De Wind uiteindelijk ook die ziekte op en
overleed hij op 4 februari 1771. De Middelburgse
Courant beweerde dat De Wind was gevallen door
de 'rottende koorts', in de volksmond bekend als
tyfus.16
Nieuwe regels voor de artsen
Een maand later, in maart 1771, werd een nieuw
instructiereglement voor het medische team
van Rammekens geschreven door de Kamer
van de VOC. Daarin stonden nieuwe regels over
het omgaan met schepen die door ziekte waren
getroffen. De Wind had zelf de schepen meerdere
malen per week bezocht en was als gevolg
daarvan gestorven aan de tyfus. Dit mocht niet
meer voorkomen. In de nieuwe regels stond dat de
eerste dokter van Rammekens niet vaker dan eens
in de acht dagen aan boord van de schepen mocht
gaan. Op basis van een rapport van de dokter
werd er een recept uitgeschreven en gegeven aan
een apotheker aan boord. Daar kwam bij dat de
chirurgijns aan boord van de schepen twee maal
per week een rapport moesten opstellen om dat
vervolgens naar de dokter aan land te sturen.
Deze logboeken werden door de dokter onder zich
gehouden. Als de dokter zich niet aan deze regels
hield, zou hij niet betaald worden. Deze regels
waren erg strikt en staan in groot contrast met
hoe De Wind omging met zijn patiënten, hij ging
namelijk meerdere keren per week aan boord van
de schepen.17
De eerst dokter van Rammekens moest naast
de nieuwe omgangsvormen met zieken zich ook
elke week om half tien melden bij het Comptoir
van de Equipage van het Oostindisch Huis, een
VOC-faciliteit waar schepen werden uitgerust en