Zeeland 28.1 Tholen tijdens de crisis van de jaren dertig: op de rand van een subsistence-crisis? landarbeiders en hun vrouwen die dezelfde crisis als volwassenen hadden meegemaakt. 'Frans', woonachtig in Sint-Maartensdijk, Poortvliet, Scherpenisse of Sint-Annaland, herinnerde zich een buurgezin met veel kinderen: 'Ze stierven van de honger. Ze hadden geen eten in huis. Het is gebeurd, dat ze geeneens brood meer konden krijgen bij de bakker... want dan hadden ze teveel schuld. Dan kwamen die kinderen bij ons om een boterham schooien.' 'Marie', afkomstig uit Kats op Noord-Beveland, herinnerde zich dat het eigen gezin in de tweede helft van de week door een tekortschietende uitkering leefde van 'een beetje watersaus bij je aardappelen en brood met niks erop. Je leed nog net geen honger, maar dat was dan ook alles.' Het midden van de jaren dertig lijkt door de grote werkloosheid, zeker in regio's als Tholen en Noord-Beveland, op dit gebied problematisch te zijn geweest. Los arbeider 'Arjaon', afkomstig van Sint-Maartensdijk, herinnerde zich 1934 als zijn slechtste jaar met 'wel negen maanden' werkloosheid. 'Kees' uit Scherpenisse beschreef een voor velen vergelijkbare situatie in 1935 en '36.2 Jan Zwemer Bij het verband tussen al dan niet overleven in vredestijd en voedselinname wordt meestal gedacht aan perioden vóór de twintigste eeuw - bij een negatieve impact wordt gesproken van een 'subsistence-crisis' - maar de vraag is of die tijdgrens ook later zou kunnen liggen. 'Mijn moeder vond altijd dat je goed moest eten, zeker als je ziek was', schreef Wim Hofman in een column waarin hij vertelde over zijn moeders ervaringen tijdens de epidemie van Spaanse griep in 1918, waaraan diverse familieleden overleden. Dat er aan het eind van WO I gebrek was aan goed voedsel, zeker in een aantal Zeeuwse steden - Hofmans moeder woonde in Vlissingen - is bekend. Maar ook in het jaarverslag van de Vlissingse schoolartsen over 1932 vroeg men zich af of het sterk gestegen aantal kinderen met een 'onvoldoende of zeer matige' voedingstoestand aan de toen heersende economische crisis te wijten was. Die crisis had zelfs tot op het platteland effect. Jo van Gorsel, in 1922 geboren te Sint Maartensdijk, vertelde me dat tijdens de crisis van de jaren dertig het bezit of gebruik van een eigen stukje land voor aardappelen en groenten in zijn geboortedorp het verschil kon uitmaken voor de gezondheid van de gezinsleden van landarbeiders - in dat verband noemde hij de sterfte van kinderen als direct gevolg van het ontbreken van goede voeding.1 Van Gorsels bewering impliceert twee dingen: dat eigen landgebruik door landarbeiders of arme middenstanders van levensbelang was, maar dus ook dat sterfte door een tekort aan goed voedsel tijdens de crisisjaren te Sint Maartensdijk voorkwam. In dezelfde richting wijzen gegevens die Kees Slager in de late jaren zeventig optekende uit de mond van Sterftecijfers Was deze situatie van langdurig balanceren op de rand van het voor 'subsistence' vereiste nu terug te vinden in de lokale of regionale sterftecijfers? In elk geval laten de (vijfjarige) Zeeuwse sterftecijfers, die met uitzondering van de jaren van WO I daalden tot in de eerste helft van de jaren dertig, een stijging zien in de tweede helft van dat decennium - zie onderstaande tabel. Die stijging moet worden toegeschreven aan het jaar 1937, maar vooral aan het oorlogsjaar 1940. De nationale cijfers geven daarentegen een stijging 1901-05 1906-10 1911-15 1916-20 1921-25 1926-30 1931-35 1936-40 15,2 13,8 12,7 12,9 10,2 9,7 9,3 9,8 Sterfte in Zeeland in promille (per duizend van de bevolking) per vijfjaarlijkse periode Relatie voedselaanbod en sterfte Tholen 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 9