Zeeland 28.2 Waar komen de ambachtsheren eigenlijk vandaan? Piet Leupen Het onderstaande is de tekst van een lezing in het Watersnoodmuseum te Ouwerkerk, op 29 september 2018 gehouden voor een bijeenkomst van ambachtsheren en -vrouwen van enkele Zeeuwse ambachtsheerlijkheden. Ik dank mijn collega Peter Henderikx voor zijn vriendelijke commentaar. Sedert het gezaghebbende boek van Cees Dekker over Zuid-Beveland; De historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middel eeuwen (zie hieronder) is er heel wat meer bekend geworden over die toch wel bijzondere ambachtelijke organisatie in Zeeland. Zeker, zeven tiende- en achttiende-eeuwse auteurs en later Gosses en De Monté ver Loren waren Dekker al voorgegaan en hadden al heel wat bouwstenen neergelegd, maar het eigenlijke, grote werk, de verfijning en detaillering van het fenomeen van de ambachtsheerlijkheden in Zeeland is en blijft tot op heden dit boek over Zuid-Beveland. Peter Henderikx is daar in het eerste deel van de Geschiedenis van Zeeland in 2012 vakkundig op doorgegaan. Ook nu nog zijn er ambachtsheerlijkheden in de provincie Zeeland en speciaal vandaag treffen de rechthebbenden elkaar hier in Ouwerkerk, of misschien moet ik zeggen in Zeeland Beoosten- schelde. Maar ik durf de vraag wel te opperen of zij weten waar degenen die vóór hen deze functie vervulden eigenlijk vandaan komen? Dat is een vraag die u van mij, als mediëvist, verwachten kan. Daarvoor moeten we terug naar de Middeleeuwen en speciaal naar de elfde en twaalfde eeuw. Verder teruggaan zou eigenlijk ook moeten, maar wordt moeilijk bij gebrek aan voldoende betrouwbare bronnen. En ook de twaalfde eeuw loopt nog niet over van bruikbaar materiaal, zoals kronieken en annalen, oorkonden en archiefbescheiden. Hoe zag Zeeland er toen bestuurlijk gezien uit? Ik heb natuurlijk niet de gelegenheid om in het kader van mijn onder werp vanmorgen de institutionele en politieke geschiedenis van Middeleeuws Zeeland in extenso te behandelen. Maar enkele feiten moeten inderdaad vermeld worden om het kader te schetsen van mijn thema. Een kort overzicht van de Middeleeuwse geschiedenis Zeeland werd lang betwist door de graven van Vlaanderen en Holland. In 1012 werden door keizer en koning Hendrik II van het Duitse Rijk Zeeland Bewestenschelde (Walcheren en de Bevelanden) en het gebied dat later bekend zou staan als de Vier Ambachten beleend aan graaf Boudewijn IV van Vlaanderen. Zeeland Beoostenschelde (Schouwen-Duiveland en Tholen) stond al vanaf ongeveer 985 onder invloed van de graaf van Holland. Vanaf 1076 was ook Zeeland Bewestenschelde echter in het bezit gekomen van deze graaf, maar dan als leen, gehouden van de Vlaamse graaf. Die bleef dus de leenheer van dit gebied. U begrijpt dat deze situatie tot spanningen en zelfs conflicten aanleiding kon geven, zeker als deze nieuwe leenverhouding zeer moeizaam tot stand was gekomen. En dat was het geval. Een eeuw lang volgden er schermutselingen tussen beide graven; in 1167 was de positie van de Vlaamse graaf zelfs aanzienlijk versterkt omdat de graaf van Holland bij het verdrag van Brugge moest accepteren dat Zeeland Bewestenschelde bestuurd zou worden als een condominium, waarbij de soevereiniteit gelijkelijk gedeeld werd door Vlaanderen en Holland. In een groot deel van de twaalfde eeuw had Vlaanderen eigenlijk de overhand, maar met het groeien van de Hollandse macht verschoof het zwaartepunt weer in de dertiende eeuw. Uiteindelijk zag de Vlaamse graaf in 1323 af van al zijn aanspraken op dit gebied en erkende hij het gezag van de Hollandse graaf in Zeeland Bewestenschelde. Overeenkomsten in ambachten in Zeeland Beoosten- en Bewestenschelde Wat Dekker al direct opviel bij zijn onderzoek naar de ambachtsheren en ambachten in Zeeuwse ambachtsheren 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 15