Zeeland was de grote mate van overeenkomst
in ambachten in Zeeland Bewesten- en
Beoostenschelde in de Middeleeuwen. In de
kustgraafschappen Holland en Vlaanderen kende
men ook een ambachtsheerlijke organisatie,
maar die onderscheidde zich, naast allerlei
overeenkomsten, toch ook sterk van de
Zeeuwse situatie, dus zowel in Beoosten- als
in Bewestenschelde. De uniformiteit van deze
organisatie in beide delen was opvallend, temeer
omdat de staatkundige ontwikkeling van beide
delen, zoals we zagen sterk verschillend is
geweest. Als men er vanuit gaat dat de Vlaamse
graaf de ambachten in hun typische Zeeuwse
vorm heeft ingesteld, dan zouden zij alleen in
Zeeland Bewestenschelde - immers het door de
Vlaamse graaf in de vroege elfde eeuw veroverde
gebied - hebben bestaan. De Hollandse graaf
zou dan dezelfde instelling in Beoostenschelde
hebben ingevoerd. Dit lijkt onwaarschijnlijk.
Even onwaarschijnlijk is het dat de Hollandse
graaf, na zijn definitieve verwerving van Zeel
and Bewestenschelde in 1323, de ambachtelijke
organisatie in heel Zeeland zou hebben inge
voerd. Dekker komt dan ook tot de conclusie dat
de Zeeuwse ambachten niet door een Vlaamse of
Hollandse graaf zijn ingesteld in de twaalfde of
dertiende eeuw, maar dat zij al in een of andere,
laten we Dekkers woorden aanhalen, 'embryo
nale vorm' bestonden, dus vóórdat de graven
vaste voet in Zeeland kregen. Dit is dus een zeer
opmerkelijk gegeven!
De ijzeren' tiende eeuw
Het blijkt dus, dat we te maken hebben met een
zéér oude organisatie, zeker stammend uit de
tiende eeuw, die de graven, toen zij Zeeland
in bezit namen daar reeds aantroffen. En zo
zijn we dan toch nog in die duistere tiende
eeuw beland. Wat kunnen we daar, weliswaar
tastenderwijze, nog over zeggen? In ieder geval
hebben deze gebieden ooit onder het gezag van
de koning gestaan, dat is zeker. Maar de tiende
eeuw is bij uitstek een periode, waarin er sprake
is van grote en kleine machtsverschuivingen
in heel West-Europa, waarbij de centrale macht
(die van de koning) sterk verzwakt en waaruit
vervolgens een aantal regionale mannetjesputters
als landsheren in wording (graven) boven komt
drijven door kleinere en minder machtige heren
te verslaan, hen ondergeschikt te maken of hun
gebied in te lijven. Het wapengekletter van de
'warlords' is in deze eeuw niet van de lucht, vaak
is er maar één recht dat geldt, en dat is het recht
van de sterkste. Kortom, niet voor niets spreekt
de Gentse mediëvist Ludo Milis van 'de ijzeren
eeuw'.
In Zeeland, zowel Bewesten- als Beoosten-
schelde, is de Duitse koning in die tijd niet meer
het aanknopingspunt voor zijn onderdanen, want
hij laat het afweten, zeker tot het laatste kwart
van die eeuw. We kunnen zelfs spreken van een
gezagsvacuüm, ontstaan door die afwezigheid
van de vorst, maar ook door invallen van de Vi
kingen, al begonnen in de negende eeuw, en door
de tol die het steeds binnendringende water van
de Noordzee opeist. Men moet zich zien te redden
in deze periode zonder effectief centraal gezag en
dus zoeken de mensen steun en hulp in de buurt,
bij mensen die nog over enige rijkdom beschik
ken en of bescherming kunnen bieden tegen een
chaotische buitenwereld. Lokale heren, plaatse
lijke machthebbers komen boven drijven, vaak
(maar lang niet altijd) personen die al in rustiger
tijden een functie of machtspositie bekleedden,
zoals de ambtenaren op de koninklijke domei
nen, de beheerders van plaatselijke bezittingen
van grote en kleine abdijen en kerken, houders
van beneficia (lenen) en rijke grondbezitters. Zij
bieden een toevluchtsoord aan de plaatselijke
bevolking in tijden van nood in hun versterkte
behuizingen, en zij organiseren in de loop van de
tijd kleine eenheden van weerbare mannen in de
strijd tegen het water, tegen een eventuele vijand,
loslopende en muitende soldaten, criminelen en
ander gespuis. Het is niet zeker of zij al in de
tiende eeuw de grafelijke bede bij de niet-edele
inwoners van hun ambacht innen. Later zal dit
wel gebeuren. In die tiende eeuw moeten deze
leiders hun van rechtswege gedelegeerde rechten
hebben toegeëigend dan wel geüsurpeerd, hun
functie erfelijk hebben gemaakt en de lokale
bevolking tot een zekere mate van afhankelijk
heid hebben gedwongen. Waarbij zeker ook de
bevolking vrijwillig hun bescherming kan heb
ben ingeroepen. Een merkwaardige bijzonderheid,
waarop ik al eens eerder mocht wijzen is, dat die
onedele inwoners van het ambacht in de bronnen
als amici (letterlijk: vrienden) geboekstaafd staan.