Zeeland 28.2 Dat is in deze context natuurlijk een gevaarlijke term, want hoewel zeker de eerste betekenis niet onbekend moet zijn geweest bij de gebruikers, betekent amicus/amici ook (bloed)verwant. In ieder geval is aan de term een positieve betekenis verbonden gebleven en dat zegt misschien wel iets over de relatie tussen de ambachtsheren en hun onderdanen. Wanneer de bronnen gaan spreken, noemen de bronnen deze leiders aanvankelijk schulte- ti, (ambachts)schouten; pas in de loop van de dertiende eeuw komt de term domini, (ambachts) heren, in zwang. Onze ambachtsheren zijn uit deze sociale bovenlaag voortgekomen, zo is toch wel de algemene indruk. Met deze lieden kregen de Vlaamse en Hollandse graven te maken toen zij in Zeeland de lakens wilden uitdelen. Het ambacht, particulier eigendom De ambachtsschouten, later ambachtsheren, oefenen vanaf circa 1150 tot in de veertiende eeuw, in hun rechtsgebied (het ambacht) een heerschappij (dominium) uit, die dan langzamer hand, zeker in de dertiende eeuw, geïdentificeerd zal worden als lokaal overheidsgezag, als een publiekrechtelijke functie, die deze ambachts heren in privé eigendom hebben. Zij is inderdaad primair als een schoutfunctie te kenschetsen. Deze functie wordt, zo is bekend, na het over lijden van de ambachtsheer in evenveel delen gesplitst als er zonen zijn! Ze kunnen haar verkopen, vervreemden en in pacht geven, kortom, er alles mee doen en laten wat ze maar willen. Publieke functies, zeg maar ambten, konden in deze tijd wel in pacht gegeven of genomen worden, maar zeker niet erfelijk worden overgedragen of verkocht, althans niet zonder meer. Wat we in Zeeland zien op het lokale vlak is dus uitzonderlijk. Vierschaarambachten In diezelfde twaalfde eeuw zien we in Zeeland nieuwe rechtbanken opkomen, schepencolleges onder voorzitterschap van een of méér ambachts schouten. Dekker spreekt dan van 'vierschaar ambachten' - vierschaar betekent rechtbank - omdat zij grotendeels samenvielen met de be staande parochies en vermoedelijk al uit meer dan één ambacht hebben bestaan. Toen de samen leving ingewikkelder werd ten aanzien van grondgebruik en grondbezit en vooral ook door de zorg voor dijken en andere waterstaatswerken zal er behoefte zijn ontstaan aan meer waarborgen voor de maatschappelijke vrede binnen de lokale gemeenschappen en aan een betere bestuurlijke en rechterlijke organisatie op regionaal en lokaal niveau. Hoe het proces precies in zijn werk is gegaan kunnen we niet goed volgen. In grote lijnen hield het ambachtsheerlijk gezag in, dat de houders ervan binnen het vier schaarambacht de rechtspraak vorderden, boeten en belastingen inden, zorgden voor de water staatkundige huishouding, de verdediging van het gebied regelden, en dikwijls ook een toezicht uitoefenden op de kerk, de kerkelijke belastingen (de tienden) en de parochie (de voogdij). In het laatste geval gingen hun bemoeienissen veel verder als zij de stichters van de kerk werden. Dan hadden zij zelfs het recht een priester als pastoor voor te dragen bij de bevoegde geestelijke instantie (patronaatsrecht). Zeeuwse plaatsnamen als 's-Heer-Arendskerke, 's-Heer-Hendrikskinde- ren, Serooskerke, Sinoutskerke, en Wissekerke, dragen hier nog de sporen van. Volgens het geldend gewoonterecht was de aanwezigheid van een parochiekerk een voorwaarde voor de stichting van een vierschaarambacht. Aangezien de ambachten vererfden op alle zonen, nam het aantal ambachtsschouten toe; de bevolking groei de, en nieuwe parochies werden afgesplitst van de moederparochie. Er ontstond dus ook behoefte aan meer vierschaarambachten. De inbreng van Vlaanderen Kijken we nu naar Vlaanderen. We zien daar dat de Vlaamse graaf in de twaalfde eeuw in het kerngebied, het Vrije van Brugge (het platteland rond het grafelijke centrum Brugge), de aldaar bestaande ambachtsorganisatie herorganiseerde om de machtige lokale adel zoveel mogelijk uit te schakelen. In Zeeland behoorden alle ambachtsheren tot de adel en zelfs kan men stellen dat de meeste edelen ambachtsheer waren. De Zeeuwse ambachtsheerlijke organisatie kon dus niet als politiek instrument tegen de adel door de Vlaamse grafelijkheid gebruikt worden! Integendeel, ze versterkte de positie van de adel. Zeeuwse ambachtsheren 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2019 | | pagina 17