3
Toch waren er binnen de stand van de edelen
grote sociale verschillen. Volgens het Zeeuwse
erfrecht erfden alle kinderen, zonen en dochters,
waardoor het adellijk grondbezit versnipperde en
vele edelen verarmden. Er was wel een elite bin
nen de adel, meestal behorend tot de ridderschap.
Die bezat veel grondbezit; Henderikx noemt de
geslachten Van Kats, Van Souburg, Van der Maal
stede, Van Borsele en Van Renesse. Zeker met die
groep, allen machtige ambachtsheren, moest de
graaf rekening houden, en zich aan de bestaande
machtsverhoudingen aanpassen.
Vanwaar dit opmerkelijke verschil tussen
Vlaanderen en Zeeland? Dit heeft te maken met
het feit dat de grafelijke macht in het Vlaamse
kerngebied veel eerder tot ontwikkeling kwam
dan in Zeeland, waar de lokale heren, zoals we
zagen lang hun gang konden gaan.
Zeeland Bewestenschelde kwam dus aan de
Vlaamse graaf in 1012 en werd ingericht als een
kasselrij, naar het voorbeeld van de inrichting
van de oude delen van het graafschap Vlaande
ren. Natuurlijk heeft de Vlaamse graaf gepro
beerd om de Zeeuwen aan zich te onderwerpen,
maar dit is niet geheel en al gelukt: omstreeks
1060 weigerden de Zeeuwen de graaf belasting
te betalen en molesteerden zij zijn afgezanten.
De bronnen die over de militaire expeditie die de
Vlaamse graaf Robrecht de Fries in 1067 onder
nam spreken, geven tegengestelde berichten over
de vraag wie gewonnen heeft: de graaf of de
Zeeuwen. Er blijkt sprake te zijn van een wankel
machtsevenwicht.
De eerder genoemde kasselrij stond onder
leiding van een burggraaf met een rechterlijke
en militaire functie. De kasselrij had een centrale
schepenbank met gerechtsdienaren die de vonnis
sen overal in Zeeland Bewestenschelde moesten
uitvoeren. Deze rechtbank was de voortzetting
van het aloude gouwding of placitum generale,
nog stammende uit de Karolingische periode. De
Vlaamse graaf heeft deze rechtbank voor Zeeland
zelfs verplaatst naar Brugge, om de invloed van
de ambachtsheren zoveel mogelijk te beperken.
Naast deze rechtbank, bestemd voor heel Be-
westenschelde, kwam er nog een rechtbank voor
feodale aangelegenheden, het mannengerecht,
ofwel de leenhof. Deze laatste instelling dateert
pas uit het laatste kwart van de twaalfde eeuw,
dus de tijd van het condominium, toen de Vlaam
se en Hollandse graaf moesten samenwerken in
Bewestenschelde.
En zo belanden we dan bij het laatste onderdeel
van deze voordracht: de feodale verhoudingen
in Zeeland Bewestenschelde in verband met de
ambachtsheren. Laten we nog even stilstaan
bij dit mannengerecht. Deze rechtbank was
bedoeld voor alle leenzaken, dat wil zeggen,
zaken waarbij de leenmannen van de graaf, zijn
vazallen, betrokken waren. De graaf, of zijn
plaatsvervanger de burggraaf, was voorzitter,
en de oordeelvinders waren ook leenmannen,
want het adagium luidde dat alleen gelijken door
gelijken konden worden berecht.
Nu bestond er in Zeeland oorspronkelijk géén
feodaal ingerichte maatschappij. Er waren dus
wel edelen en ambachtsheren, maar die vielen
Wapen van de familie Van Maelstede
(Zeeland veredelt,
Kroniek van Smallegange).
Zegel met wapen van Dirk van der Goes
(Corpus sigillorum, nr. 873).
De feodaliteit in Zeeland: een importartikel
56
Zeeuwse ambachtsheren